Opfrisser nw gezegde en Engelse vervoegingen

Opfrisser voor de toets
Je leert het naamwoordelijk gezegde vinden in een zin. 
Je leert Engelse werkwoorden correct schrijven. 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opfrisser voor de toets
Je leert het naamwoordelijk gezegde vinden in een zin. 
Je leert Engelse werkwoorden correct schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les: 
Halve les naamwoordelijk gezegde
Halve les Engelse werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Eén van de werkwoorden uit het werkwoordelijk deel is het koppelwerkwoord (kww)

Er zijn zes koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordelijk deel
Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. 
een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Zo vind je het naamwoordelijk gezegde (ng)
1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat 
(zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen) 
2, Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt. 
3. Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: 
Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? 
Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijke gezegde: pv + [nw. deel] + overige werkwoorden. 

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk deel
Het naamwoordelijk deel bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het koppelwerkwoord koppelt de eigenschap aan het onderwerp. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Zal zij ooit verstandig worden?
pv Zal
wd Zal worden
ow zij
ng Zal [verstandig] worden

Slide 9 - Tekstslide

Mijn zusje is wel vaker jaloers.
pv - is
ow -  Mijn zusje 
wd - is
ng - is [jaloers]

Slide 10 - Tekstslide

Dat heet nu vandalisme!
pv heet
ow dat
wd heet
ng  

Slide 11 - Tekstslide

Zij wordt hoofd van de kraamafdeling.
pv  wordt
ow  Zij
wd 
ng wordt [hoofd van de kraamafdeling] 

Slide 12 - Tekstslide

Die jongen is niet altijd verlegen geweest.
pv is
ow Die jongen
ww is geweest
ng is [verlegen] geweest

Slide 13 - Tekstslide

Het schilderij schijnt erg mooi geworden te zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Dat jasje is me te klein geworden.

Slide 15 - Tekstslide

Dat moet een vergissing van de bank zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Nu lijkt de kamer al een stuk vrolijker.

Slide 17 - Tekstslide

Hij is een week ziek geweest van de Mexicaanse griep.

Slide 18 - Tekstslide

Instructie
Zo spel je Engelse werkwoorden
- De ik-vorm maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen-speech)
- Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen-softbal)
- In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je de ik-vorm of de ik-vorm+t
- In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je 't sexy fokschaap

Slide 19 - Tekstslide

't sexy fokschaap 
  • Hele werkwoord - en = de stam
  • Laatste letter van de stam:
    - wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
    - niet in 't sexy fokschaap > de (n)

Slide 20 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 22 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 23 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 24 - Tekstslide

Hij faxen (v.t..) dat jullie gisteren heel goed .........

Slide 25 - Open vraag

Hij faxte dat jullie gisteren heel goed bridgen (v.t.)

Slide 26 - Open vraag

Mijn vader deleten (v.t.) het programma.

Slide 27 - Open vraag

Mijn vader deletete het downloaden (v.d.) programma.

Slide 28 - Open vraag

Halverwege werd nog de snelste tijd timen (v.d.), maar hij eindigde als laatste.

Slide 29 - Open vraag

Halverwege werd nog de snelste tijd getimed, maar hij finishen (v.t.) als laatste.

Slide 30 - Open vraag

Hij showen (t.t.) graag dat hij heel goed kan dansen.

Slide 31 - Open vraag

Hij showt graag dat hij heel goed breakdancen (t.t.).

Slide 32 - Open vraag

Ik promoten (t.t.) paintballen al jaren.

Slide 33 - Open vraag

Op de laatste lesdag barbecueën (v.t.) wij altijd samen met de leerlingen.

Slide 34 - Open vraag

Voordat hij rugbyen (v.t.), heeft hij jaren iets anders gedaan.

Slide 35 - Open vraag

Voordat hij rugbyde, heeft hij jaren volleyballen (v.d.).

Slide 36 - Open vraag

Tegenwoordig wordt er heel vaak googelen (v.d.) als men iets wil opzoeken.

Slide 37 - Open vraag

Hij showen (t.t.) graag de creaties die hij maakt.

Slide 38 - Open vraag

Hij showt graag de creaties die hij maakt als hij freelancen (t.t.)

Slide 39 - Open vraag

Volgende les maken we de oefentoets.
Bereid je goed voor!

Slide 40 - Tekstslide