Vwo-4 hoofdstuk 4, beschouwing

Hoofdstuk 4
Beschouwende teksten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Beschouwende teksten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

geschikte structuren
  • probleem-oplossingsstructuur
  • vraag- en-antwoordstructuur
  • verschijnsel-verklaringstructuur

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opniniëren
Overtuigen
Informeren

Slide 9 - Sleepvraag

betoog
beschouwing
eigen mening staat centraal
overtuigen
erg subjectief
argumenten
stelling
eigen mening wordt niet opgedrongen
opiniëren
minder subjectief
oorzaken en verklaringen
probleem

Slide 10 - Sleepvraag

signaalwoorden
Signaalwoorden zorgen ervoor dat je de gedachtegang van een schrijver of spreker goed kunt volgen. Uit de signaalwoorden kun je het tekstverband opmaken.

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden bij opsommend verband
A
doordat, daardoor, zodat, hierdoor
B
ten slotte, verder, daarnaast, bovendien
C
als, indien, wanneer, mits
D
dus, concluderend, hieruit volgt

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoorden bij oorzakelijk verband
A
alsof, evenals, net als, evenzeer
B
denk hierbij aan, dat houdt in, dat wil zeggen, zoals bij
C
te danken aan, hierdoor, daardoor, doordat
D
want, omdat, immers, namelijk

Slide 13 - Quizvraag

Signaalwoorden bij toelichtend verband
A
denk hierbij aan, dat wil zeggen, dat is het geval bij, bijvoorbeeld
B
maar, echter, daarentegen, hoewel
C
samenvattend, kortom, alles bij elkaar
D
toen, wanneer, intussen, nadat

Slide 14 - Quizvraag

Betrouwbaarheid van bronnen

Slide 15 - Tekstslide

objectiviteit

Slide 16 - Woordweb

subjectiviteit

Slide 17 - Woordweb

waar let je op bij het beoordelen van
(online) bronnen
A
nieuwswaarde, onderwerp, autoriteit
B
objectiviteit, schrijver, aantal views, actualiteit
C
nieuwswaarde, actualiteit, onderwerp,
D
autoriteit, objectiviteit, ontwerp, actualiteit

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer een schrijver een argument gebruikt dat door een feit wordt onderbouwd, is het altijd betrouwbaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Waar hoef je NIET naar te kijken om te bepalen of een onderzoek betrouwbaar is?
A
er wetenschappers betrokken zijn.
B
het onderzoeksinstituut een goede reputatie heeft.
C
het onderzoeksinstituut een belang heeft
D
het een recent onderzoek betreft

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Is deze uitspraak feitelijk of subjectief?
De meeste leerlingen van het OLV geven deze school een voldoende.
A
Feitelijk
B
Subjectief

Slide 22 - Quizvraag

Is deze uitspraak feitelijk of subjectief?
Ajax is de beste club van de eredivisie.
A
Feitelijk
B
subjectief

Slide 23 - Quizvraag

Is deze uitspraak feitelijk of subjectief?
Mevrouw Maas vindt 4VA de leukste klas van het OLV.
A
Feitelijk
B
subjectief

Slide 24 - Quizvraag

Is deze uitspraak feitelijk of subjectief?
4VB is de leukste klas van het OLV.
A
Feitelijk
B
subjectief

Slide 25 - Quizvraag

Begin met de opdrachten
Opdrachten 1 tot en met 14, pagina 70-75.

Slide 26 - Tekstslide