5.4 halveringstijd

5.4 halveringstijd
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.4 halveringstijd

Slide 1 - Tekstslide

herhaling 
N: aantal instabiele atoomkernen
A: activiteit (Bq)
De activiteit neemt af als er minder instabiele kernen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

hoe komen ze aan ln 2. 
voor de liefhebber

Slide 3 - Tekstslide

of wat ook mag
Een raaklijn.
Leg eens uit hoe dat ook al weer werkte?

Slide 4 - Tekstslide

om het te proberen
a. Lees af van de diagram de halveringstijd van deze stof.
b. Bepaal met behulp van een raaklijn de activiteit op het tijdstip t=30 uur.
c. Bepaal de activiteit op het tijdstip t=90 uur
d. Leg uit dat de activiteit op t=90 uur viermaal zo klein is dan op t=30 uur.

Slide 5 - Tekstslide

antwoorden
t1/2 n=3810^6
A=

Slide 6 - Tekstslide

e. Bereken de activiteit A op t=30 uur met de formule 
en laat zien dat het antwoord overeenkomt met je antwoord bij b.
f. Bereken ook de activiteit van deze bron op t=0

A=t21ln(2)N

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

vraag 1 
Het diagram van figuur 1 geeft de
 activiteit A van een radioactieve bron 
in de loop van de tijd t.
a Hoe groot is de halveringstijd van de radioactieve stof in de bron?
b Lees af en bereken na hoeveel tijd de activiteit van de bron is afgenomen tot 10 MBq.
c Hoe groot is de activiteit van deze bron na 3,0 jaar?

Slide 9 - Tekstslide

antwoorden vraag 1
a t1/2 = 26 weken
b • Aflezen uit diagram: t = 70 weken.
 Berekenen met grafische rekenmachine uit:
  A=A_0∙(½)^(t/t_(1/2) )→10=60×〖(½)〗^(t/26)
  Analytisch berekenen door logaritme nemen en uitwerken:
  log⁡〖10=log⁡〖60+t/26×log⁡〖0,5→1,00=1,78-t/26×0,301〗→t=67 weken〗 〗
c n = t/t1/2 = 3 × 52/26 = 6. A = A0·(½)6 = 60 × 0,0156 = 0,94 MBq

Slide 10 - Tekstslide

Het diagram van figuur 2 geeft 
het aantal instabiele atoomkernen N 
van een radioactieve bron in de loop van de tijd t. 
Hoe groot is de activiteit van de bron op het tijdstip t = 0 s? 
En op het tijdstip t = 30 s?

Slide 11 - Tekstslide

antwoorden vraag 2
t = 0 s: A = −(ΔN/Δt)raaklijn = 45·105/15 = 3·105 Bq
 t = 30 s: A = −(ΔN/Δt)raaklijn = 15·105/45 = 3·104 Bq

Slide 12 - Tekstslide

vraag 3
Welke verandering treedt er op in een instabiele atoomkern bij het uitzenden van:
a α-straling?
b β–-straling?
c β+-straling
d γ-straling?

Slide 13 - Tekstslide

antwoorden vraag 3
a De atoomkern verliest twee protonen en twee neutronen.
b De atoomkern verliest een neutron en krijgt er een proton bij (of: in de atoomkern verandert een neutron in een proton).
c De atoomkern verliest een proton en krijgt er een neutron bij (of: in de atoomkern verandert een proton in een neutron).
d De atoomkern verandert niet, maar raakt alleen energie kwijt.

Slide 14 - Tekstslide

vraag 4



In de tabel van figuur 5 staat een aantal radioactieve isotopen. Geef voor elk van deze isotopen de vervalvergelijking.

Slide 15 - Tekstslide

antwoorden

Slide 16 - Tekstslide