In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
Leerdoelen LE1
Oefenen LE1
Leerdoelen LE2
Oefenen LE2
Zelf aan de slag
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
SBIS - Onderwijscatalogus
LE01 - LA Biologie: De cel & microscopie (LE01)
Wat leer ik in deze leeractiviteit?
Theoretische doelen
Of
Praktijkbundel - LE01-B-De cel 2020-2021
Blz. 4 - Theoretische doelen
Slide 2 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen LE1
Oefenen LE1
Leerdoelen LE2
Oefenen LE2
Zelf aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
Je kunt de verschillende celonderdelen van planten en dieren benoemen.
kernlichaam
Centriolen
Golgi-appartaat
Mitochondriën
Nucelus
Ribosoom
R-ER
S-ER
Slide 4 - Sleepvraag
Begrip
Uitleg
Je kunt de functie van de verschillende celonderdelen benoemen.
Zorgt voor de energie aanmaak in de cel
Doet aan fotosynthese en geeft een groene kleur
Maakt eiwitten
Hierin vinden biochemische reacties plaats en de opslag van stoffen
Geeft vorm, steun en beweging aan de cel
Vertering van stoffen in de cel en afbraak van versleten organellen of cellen
Mitochondrie
Cytoskelet
Chloroplast
Chromoplast
Ribosoom
Cytoplasma
Vacuole
Lysosoom
Celwand
Celmembraan
Slide 5 - Sleepvraag
Welke organellen van de amoebe zijn betrokken bij de vertering van het pantoffeldiertje? Leg uit hoe dit in zijn werk gaat.
Je kunt de functie van de verschillende celonderdelen benoemen.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Hoe heet deze vorm van transport?
A
Exocytose
B
Endocytose
C
Actief transport
D
Plasmodesmata
Slide 8 - Quizvraag
Welke cel- organellen zijn specifiek voor een plantaardige cel?
Je kunt de verschillen tussen plantencellen en dierlijke cellen beschrijven.
A
Celmembraan, DNA, Mitochondriën
B
Leukoplasten, Vacuole, Celwand
Slide 9 - Quizvraag
Maak 2 tekeningen naast elkaar. 1. Teken het DNA in een cel die aan het delen is. 2. Teken het DNA in een cel die niet aan het delen is.
Benoem wat er met de volgende onderdelen gebeurt: DNA - Histonen (eiwit) - Chromosoom - Chromatine (Bedenk goed welke onderdelen in welke tekening horen)
Je kunt beschrijven hoe erfelijke informatie wordt opgeslagen bij eukaryoten in de vorm van chromosomen.
Slide 10 - Open vraag
1. DNA in een cel die aan het delen is (Chromosoom, DNA en Histonen liggen strak opgerold in de kern)
2. DNA in een cel die niet aan het delen is (Chromatine, DNA en Histonen liggen losjes in de kern)
2
DNA in een cel die niet aan het delen is
Slide 11 - Tekstslide
Je bekijkt 2 cellen van één persoon, een niercel en een oogcel. Hebben deze cellen evenveel DNA? Zien deze cellen er van buiten hetzelfde uit?
A
Ze hebben evenveel DNA & zien er hetzelfde uit
B
Ze hebben niet evenveel DNA & zien er hetzelfde uit
C
Ze hebben evenveel DNA & zien er niet hetzelfde uit
D
Ze hebben evenveel niet DNA & zien er niet hetzelfde uit
Slide 12 - Quizvraag
Volgorde van celorganellen en moleculen in de eiwitsynthese
Sleep de celorganellen naar de juiste plek (in de gele cirkels)
Je kent de verschillende celorganellen die bijdragen aan de eiwitsynthese
Celkern met DNA & Kernporiën
Ruw Endoplasmatisch Reticulum
met Ribosomen
Golgi-apparaat
Celmembraan
RNA
Slide 13 - Sleepvraag
Volgorde van celorganellen & functies in de eiwitsynthese
Sleep de functie omschrijving naar de juiste plek (in de gele cirkels)
Je kunt de functie van de verschillende celorganellen tijdens de eiwitsynthese beschrijven
DNA wordt gekopieerd tot RNA
Maakt eiwitten en transporteert ze naar het Golgi-apparaat
Bouwt eiwitten chemisch om naar functionele eiwitten
Transporteert eiwitten via exocytose
RNA wordt door de kernporiën getransporteerd naar de ribosomen op het RER
Slide 14 - Sleepvraag
Je kunt DNA bekijken met een...
Je kunt de functie van de verschillende celorganellen tijdens de eiwitsynthese beschrijven
Je kunt de functie van de verschillende celorganellen tijdens de eiwitsynthese beschrijven
Je kunt de functie van de verschillende celorganellen tijdens de eiwitsynthese beschrijven
Je kunt de verschillende typen microscopen beschrijven en aangeven wat hun specifieke functies zijn
A
Lichtmicroscoop
B
Elektronenmicroscoop
Slide 15 - Quizvraag
De totale vergroting van de lichtmocroscoop bereken je door de vergroting van het oculair en het objectief bij elkaar op te tellen.
Je kent de werking en onderdelen van een lichtmicroscoop
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Programma
Leerdoelen LE1
Oefenen LE1
Leerdoelen LE2
Oefenen LE2
Zelf aan de slag
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
SBIS - Onderwijscatalogus
LE02 - LA Biologie en PR-B: Transport (LE02)
Wat leer ik in deze leeractiviteit?
Theoretische doelen
Of
Praktijkbundel - LE02-Biologie Transport 2020-2021
Blz. 4 - Theoretische doelen
Slide 18 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen LE1
Oefenen LE1
Leerdoelen LE2
Oefenen LE2
Zelf aan de slag
Slide 19 - Tekstslide
Wat is de belangrijkste functie van het celmembraan?
Je kunt de functies van het celmembraan benoemen
A
Stevigheid
B
Transport
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de definitie van Diffusie?
Je kunt het onderscheid tussen diffusie en osmose uitleggen en aangeven welke factoren deze processen beïnvloeden
Slide 21 - Open vraag
Wanneer is de diffusiesnelheid het hoogst?
Sleep de juiste plaatjes naar hun plek.
Diffusie is het snelst als:
- de temperatuur .................. is.
- de molecuulmassa.................. is.
Slide 22 - Sleepvraag
Wanneer is de diffusiesnelheid het hoogst?
Sleep de juiste plaatjes naar hun plek.
Diffusie is het snelst als:
- het concentratie verschil ........ is.
- het diffusieoppervlak .................. is.
- de afstand.................. is.
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is de definitie van Osmose?
Je kunt het onderscheid tussen diffusie en osmose uitleggen en aangeven welke factoren deze processen beïnvloeden
Slide 24 - Open vraag
In de buis zit een semi-permeabel membraan. Grijs is water, Rood is zout. Leg uit wat er gebeurt met de waterverplaatsing in de buis.
Slide 25 - Open vraag
In de buis zit een semi-permeabel membraan. Grijs is water, Rood is zout.
Kant 1 is 9% zout, Kant 2 is 3% zout. Hoeveel % zout zit aan beide kanten na de waterverplaatsing?
1
2
Slide 26 - Open vraag
Milieu waarin de cel zich bevind
A.
Toestand waar de cel zich in bevindt
B.
Er gaat water de cel in/ uit?
Hypertoon
Isotoon
Hypotoon
Plantaardige cellen: Sleep de onderdelen naar de juiste plek
A.
B.
Je kunt het verschil tussen osmose bij dierlijke en plantaardige cellen uitleggen
Plasmolyse
Grensplasmolyse
Turgor
In
Uit
Blijft gelijk
Slide 27 - Sleepvraag
Milieu waarin de cel zich bevind
A.
Toestand waar de cel zich in bevindt
B.
Er gaat water de cel in/ uit?
C.
> 0,95 NaCl
= 0,9% NaCl
< 0,9% NCl
Hypertoon
Isotoon
Hypotoon
Rode bloedcellen:
Sleep de onderdelen naar de juiste plek
A.
B.
C.
Krimp
Normaal
Hemolyse
In
Uit
Blijft gelijk
> 0,9%
< 0,9%
= 0,9%
Slide 28 - Sleepvraag
Actief transport is:
Je kunt aangeven hoe passief en actief transport over de celmembraan werkt
A
Transport van kleine moleculen van een lage naar een hoge concentratie. Hiervoor is geen energie nodig
B
Transport van kleine moleculen van een lage naar een hoge concentratie. Hiervoor is extra energie nodig
C
Transport van kleine moleculen van een hoge naar een lage concentratie. Hiervoor is extra energie nodig
D
Transport van kleine moleculen van een hoge naar een lage concentratie. Hiervoor is geen energie nodig
Slide 29 - Quizvraag
Enzymen die worden gemaakt voor de vertering worden gemaakt in cellen van de verteringsorganen. Deze enzymen moeten in het dramstelsel terecht komen zodat ze daar het voedsel kunnen verteren. Hoe heet de vorm van transport waarbij deze enzymen uit de cel van het verteringsorgaan wordt verplaatst?
Je kunt de werking van endo- en exocytose beschrijven
A
Actief transport
B
Exocytose
C
Diffusie
D
Endocytose
Slide 30 - Quizvraag
Programma
Leerdoelen LE1
Oefenen LE1
Leerdoelen LE2
Oefenen LE2
Zelf aan de slag
Slide 31 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Online
Als je dit nog niet af hebt: Digitale opdracht Transport (Biologie_Digitale opdracht Transport_week 4_26-10-2020)
Oefenen voor de toets MSTeams - Teams - Biologie - Bestanden
Afvinklijst Leerdoelen LE01 - 02
Oefen theorietoets Bio LE01-02
Tot 14.20, daarna komen we weer samen. Ik blijf online voor vragen