vwo-4 par. 7 e.v. Tussenklank , los/aaneen

samenstelling
= woord dat gemaakt is van minimaal twee woorden die ook los kunnen voorkomen: 
geld+automaat = geldautomaat
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

samenstelling
= woord dat gemaakt is van minimaal twee woorden die ook los kunnen voorkomen: 
geld+automaat = geldautomaat

Slide 1 - Tekstslide

afleiding
een afleiding bestaat uit een woord met een voorvoegsel en/of een achtervoegsel, dat niet als apart woord bestaat:
on-juist = onjuist
juist-heid =juistheid
on-juist-heid = onjuistheid

Slide 2 - Tekstslide

Tussen -s bij samenstellingen
Je schrijft een -s in een samenstelling, als je deze hoort:
Stationsweg, personeelsbeleid
Let op: dan ook Stationsstraat, personeelschef
UItzonderingen: doodkist en doodskist, tijdbesef, tijdsbesef

Slide 3 - Tekstslide

Tussen -e of tussen -en ?
Hoofdregel: als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is, met alleen meervoud op -n , schrijf je een -n:
boek + tas (zn, met mv op -n) = boekentas
mens+vriend = mensenvriend



Slide 4 - Tekstslide

Je schrijft (dus) een -e als:
- het eerste woord geen mv heeft: tarwemeel, roggebrood
- het eerste woord geen zn is: rodekool, spinnewiel;
- er (ook) meervoud op -s is: aspergesoep, groentesoep;
- er maar één van is: zonnebrand, maneschijn;
- het eerste woord een bijvoeglijk nw versterkt: reuzeleuk, beresterk;
- het woord niet meer als samenstelling wordt gezien: elleboog, bolleboos


Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
Maak op de iPad opdracht 1 t/m 8 van paragraaf 7

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 8 - Tekstslide

Theorie aan elkaar: 1 woord=1 klemtoon!
- Samenstellingen van twee of drie woorden: deurbellenfabriek, langeafstandszwemmer

- Getallen tot duizend en samenstellingen met honderd en duizend (vijfduizend, zeshonderd)

- Combinaties van een voorzetsel + bijwoord (erbij, dichtbij) --> Kom erbij!

- Combinaties van twee voorzetsels (voorin, achterin) --> Zit je achterin? 

- Voornaamwoordelijke bijwoorden: er, hier, daar, waar + voorzetsel (hieraan, waarvoor)
- samengestelde werkwoorden: vastpakken, opbellen (vastgepakt, opgebeld)


Slide 9 - Tekstslide

Theorie los ( =2 x klemtoon)
- Getallen met miljoen of miljard: vijf miljoen, zes miljard.

- Combinatie van voorzetsel en bijwoord als daarna een voornaamwoord of (lidwoord en) zelfstandig naamwoord komt: hij woont dicht bij  hem/Tim/de stad.
- Combinatie van twee voorzetsels als daarna een voornaamwoord of (lidwoord en) zelfstandig naamwoord komt: De poes zat boven op haar, Hij zat voor in de auto)

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
twee derde meerderheid
B
twee derdemeerderheid
C
tweederdemeerderheid
D
tweederde meerderheid

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste spelling: Mijn fiets stond.... (meerdere antwoorden)
A
dicht bij de kerk
B
dichtbij de kerk
C
dichtbij
D
dicht bij

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 13 - Quizvraag

Maak de oefeningen 3 en 4 

op de iPad

Slide 14 - Tekstslide

9. Liggend streepje
Het liggend streepje dient als

koppelteken
weglatingsteken
afbreekteken

Slide 15 - Tekstslide

I koppelteken 
  1. Om uitspraakproblemen te voorkomen (klinker-botsing): radio-omroep, studie-uren
  2. Naam van getrouwde mensen: Mevrouw Van Veen-Jansen
  3. In woorden met voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, collega-, ex-, interim-, niet-, non-, oud-. adjunct-directeur, non-actief
  4. Voor een hoofdletter: anti-Duits, on-Nederlands

Slide 16 - Tekstslide

koppelteken 
(5) In combinaties met titels en beroepen: geneesheer-directeur, tolk-vertaler
(6) Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord-Spanje, Nieuw-Zeelandse, 's-Hertogenbosch
(7) Bij letters, cijfers, andere tekens en St. of Sint/sint: mbo-studie, A4-papier, $-teken, Sint-Janskerk, VVV-kantoor.
(8) In woorden die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarmaaltijd, zwart-witfoto, woon-werkverkeer

Slide 17 - Tekstslide

II weglatingsteken

Zet een streepje op de plaats waar een deel van het woord is weggelaten: voor- en achterdeuren, binnen- en buitenland, wiskundedocenten en -studenten

Maar: oude en nieuwe boeken
Geen: kranten- en koffiekoppen

Slide 18 - Tekstslide

III afbreekteken
Gebruik het liggend streepje als afbreekteken als een woord niet meer op de regel past. 

Regels:
(1) Breek samenstellingen alleen af tussen de delen: fabrieks-hal
(2) Breek af tussen het grondwoord en een voor- of achtervoegsel: on-denk-baar, regen-achtig.


Slide 19 - Tekstslide

Maak opdracht 2 t/m 5

Slide 20 - Tekstslide

10 Trema
- Voorkomt spraakproblemen. Plaat je altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep: geërgerd, drieën, financiën (maar financieel)
- Let op bij –eum, -iing, -cien en -ieus: museum, begroeiing, elektricien, dubieus.
- Let op bij –bea, geo-, beo: beantwoorden, geautoriseerd, beoefenen, geolied, maar geë-, geï-, geü-: geërgerd, geüniformeerd, geïrriteerd.

Slide 21 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Officiëel
B
Begroeiïng
C
ideëen
D
conciërge

Slide 22 - Quizvraag

Apostrof
Gebruikt als weglatingsteken en om uitspraakproblemen te voorkomen:
(1) Op de plaats van de weggelaten letter: m’n, z’n, ‘t, ‘s winters, ‘s-Gravenhage.
(2) Op de plaats van een weggelaten bezits-s: Frits’ fiets, Beatrix' hoed 
(3) Om uitspraakproblemen bij het meervoud en bezitsaanduidingen te voorkomen:  piano's, paraplu's, baby's, Marja’s parfum, opa’s stoel. Maar als er geen uitspraakproblemen zijn, dan schrijf je de ‘s’ vast: tantes, cadeaus, Tims broek, Jannekes publicaties.
(4) In afleidingen van letter- en cijferwoorden: vmbo’ er, CDA’ er, 55+’er,  wc'tje, vwo's sms’en, ge-sms’t.
Let op: afleidingen van letterwoorden die je als woord uitspreekt, schrijf je zonder apostrof (havoër) en in samenstellingen met een letter- of cijferwoord zet je geen apostrof maar een liggend streepje: vwo-leerling, CDA-voorzitter.


Slide 23 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
Lieke's boek
B
Liekes boek

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
A4-tje
B
vwoër
C
havo'er
D
havoër

Slide 25 - Quizvraag

Maak opdracht 1 t/m 6 op je iPad
Bestudeer zelf de theorie van de accenttekens en cedille 
accent aigu: café
accent circonflexe: enquête
accent grave: Hè, nee toch!
cedille: Curaçao (voor a,o,u. s-klank)

Slide 26 - Tekstslide

Getallen/cijfers: zie theorie!
Globaal: cijfers voor getallen boven de twintig, uitgezonderd tientallen, honderdtallen en duizendtallen (negentien, twintig, 21, dertigduizend, maar drie miljoen!)
Verder: exacte waarden als maten, gewichten, bedragen, data, adressen etc. in cijfers
Maak opdracht 1!

Slide 27 - Tekstslide

12. enkele(n), sommige(n) etc.
Enkelen haalden een onvoldoende. (mensen, zelfstandig gebruikt)

 Enkele houden niet van Whiskas. Alle zijn in de reclame. (dier, plant, ding)
Enkele studenten drinken nauwelijks alcohol, maar vele drinken te veel. (mensen, niet zelfstandig gebruikt, je kunt het erachter zetten))


Slide 28 - Tekstslide

Sommige/sommigen moesten een briefje halen.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 29 - Quizvraag

Mijn liefdesbrieven zijn alle/allen verloren gegaan.
A
alle
B
allen

Slide 30 - Quizvraag

Wat een mooie pennen! De meeste/meesten zijn in de aanbieding bij de Hema.

A
meeste
B
meesten

Slide 31 - Quizvraag

De meeste/meesten leerlingen zijn vanmiddag thuis, maar sommige/sommigen zijn op school.
A
meeste/sommige
B
meeste/sommigen
C
meesten/sommige
D
meesten/sommigen

Slide 32 - Quizvraag

Maak opdr. 1 van 11 en 1 en 2 van 12

Slide 33 - Tekstslide

Bestudeer de probleemwoorden en maak de opdrachten.

Slide 34 - Tekstslide