Taal Actief 5, toets thema 4

Taal actief 5, toets thema 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Taal actief 5, toets thema 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we herhalen?
- Het bijvoeglijk naamwoord in de zin
- Werkwoorden met vaste voorzetsels
- Hoofdletters
- Verkleinwoorden
- Menselijke eigenschappen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke woorden in de zin horen bij een menselijke eigenschap?

De plant heeft dorst.
A
plant
B
heeft dorst

Slide 4 - Quizvraag

Meiyuan leest in de bibliotheek een leuk, spannend boek.
A
bibliotheek
B
Meiyuan
C
leuk
D
leuk, spannend

Slide 5 - Quizvraag

Juf Fleur geeft vandaag een lange, interessante geschiedenisles over de Tweede Wereldoorlog.
A
lange
B
interessante
C
lange, interessante
D
geschiedenisles

Slide 6 - Quizvraag

Toen de verwarming het niet deed, zaten wij in ons kleine, koude lokaal.
A
kleine, koude
B
verwarming
C
koude
D
lokaal

Slide 7 - Quizvraag

De jongen is verlegen en boos.
Schrijf de hele zin op:
De ________ en __________ jongen

Slide 8 - Open vraag

De tekening is vrolijk en mooi.
Schrijf de hele zin op:
De ________ en _________ tekening.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord en voorzetsel in deze zin?

Meneer Smeenk stopt 1 januari met roken
A
stopt
B
stoppen met
C
stopt met

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord en voorzetsel in deze zin?

Ik denk vaak aan jou.
A
denk
B
denken aan
C
denk aan

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord en voorzetsel in deze zin?

We lachen vaak om haar grapjes.
A
lachen om
B
lach
C
lachen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord en voorzetsel in deze zin?

Ik droom van een grotere kamer.
A
dromen van
B
droom van
C
droom

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de zin op met de juiste hoofdletters:
In de week voor sinterklaas wil ik mijn sinterklaasgedicht maken.

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de zin op met de juiste hoofdletters:
Ik heb een leuk moederdagcadeau in gedachten voor moederdag.

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de zin over met de juiste hoofdletters:
Onze school viert kerstavond op de donderdag voor kerstmis.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Welk woord heeft geen basisvorm:
een buikje hebben
op het nippertje
een apenstaartje typen
A
buikje
B
nippertje
C
apenstaartje

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord heeft een andere betekenis dan de basisvorm?

een buikje hebben
op het nippertje
een apenstaartje typen
A
buikje
B
nippertje
C
apenstaartje

Slide 21 - Quizvraag

Het wordt gebruikt om iets minder erg te laten lijken.

een buikje hebben
op het nippertje
een apenstaartje typen
A
buikje
B
nippertje
C
apenstaartje

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord heeft geen basisvorm?
een ijsje eten
een pijntje voelen
een toetje maken
A
ijsje
B
pijntje
C
toetje

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord heeft een andere betekenis dan de basisvorm?

een ijsje eten
een pijntje voelen
een toetje maken
A
ijsje
B
pijntje
C
toetje

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord wordt gebruikt om iets minder erg te laten lijken?

een ijsje eten
een pijntje voelen
een toetje maken
A
ijsje
B
pijntje
C
toetje

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Welke woorden in de zin horen bij een menselijke eigenschap?

De sluwe vos zit langs de kant van de weg.
A
sluwe
B
vos
C
weg
D
kant

Slide 27 - Quizvraag

Welke woorden in de zin horen bij een menselijke eigenschap?

De chocoladereep smeekt mij om hem te kopen.
A
chocoladereep
B
smeekt
C
hem
D
kopen

Slide 28 - Quizvraag

Welke woorden in de zin horen bij een menselijke eigenschap?

De domme ezel at veel te veel gras.
A
domme
B
ezel
C
veel te veel
D
gras

Slide 29 - Quizvraag