2LAT week 20

2LAT week 20
1. Herhalen 3e klasse 
2. Oefenen 8.2 (1, 2, 6, 7)
3. De Proserpina 
Lesdoelen:
Je kunt de naamwoorden onderscheiden in de drie klassen.
Je kunt substantieven en adjectieven benoemen en correct vertalen. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

2LAT week 20
1. Herhalen 3e klasse 
2. Oefenen 8.2 (1, 2, 6, 7)
3. De Proserpina 
Lesdoelen:
Je kunt de naamwoorden onderscheiden in de drie klassen.
Je kunt substantieven en adjectieven benoemen en correct vertalen. 

Slide 1 - Tekstslide

De klassen in het Latijn: 1e 
  • 1e klasse (nom):                     avus        rosa       donum      
  • middenkolom (gen):            avi            rosae    doni

Slide 2 - Tekstslide

De klassen in het Latijn: 2e 
  • 2e klasse:                    dux          mater         corpus
  • middenkolom:          ducis       matris       corporis 

Slide 3 - Tekstslide

De klassen in het Latijn: 3e 
  • 3e klasse:                              fructus (m)           res (v)                    
  • middenkolom:                     fructus                   rei
  • rijtje apart leren! zie p. 246

Slide 4 - Tekstslide

Welke klasse?
currus, currus
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quizvraag

Welke klasse?
bellum, belli
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quizvraag

Welke klasse?
aqua, aquae
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Welke klasse?
tempus, temporis
A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quizvraag

Welke klasse?
fides, fidei
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quizvraag

Welke klasse?
arx, arcis
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quizvraag

De klassieke talen 30seconds!
  1.  Op een kaartje staan vier woorden/begrippen. Het is de bedoeling dat er binnen 30 seconden zoveel mogelijk begrippen/woorden door jouw groepje worden geraden. Zij mogen de woorden/begrippen uiteraard niet zien. 
  2. Aan jou is het de taak om het woord of begrip te omschrijven; je mag het woord/delen van het woord niet gebruiken. Bij Latijnse woorden mag je echter wel de Nederlandse vertaling geven om er zo voor te zorgen dat het groepje dat Latijnse woord noemt. Bijv. op het kaartje staat 'equus'. Jij zegt 'het Latijnse woord voor paard'. Als iemand dan 'equus' zegt, heb je het goed. 
  3. Als je woorden niet kent, kun je ook delen van het woord beschrijven. Je mag uiteraard ook synoniemen geven. 
  4. Als je onverhoopt tóch een deel van het woord noemt, telt dat woord niet mee voor de punten. 
  5. Na iedere ronde wisselen de spelers van plek: degene die uitlegt, wordt degene die luistert en andersom. En de score wordt per groepje bijgehouden. Elk goed geraden woord is 1 pt waard.
  6. Het groepje met de meeste punten hoeft niet te helpen met opruimen! 

Slide 11 - Tekstslide