Wiederholung Kapitel 4

Wiederholung Kapitel 4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Kapitel 4

Slide 1 - Tekstslide

der-Gruppe
m
v
o
mv
1
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 2 - Tekstslide

EIN-Gruppe
m
v
o
mv
1
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
3
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
Je leert dat na deze voorzetsels de woorden uit de der-groep en de ein-groep veranderen.

Slide 4 - Tekstslide

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na / naar
sinds
van
naar 

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
Er zijn ook voorzetsels die bij mannelijke woorden de woorden uit de der-groep en de ein-groep veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

bis
durch
für
gegen
ohne
um
tot
door
voor
tegen
zonder
om

Slide 7 - Tekstslide

Das Geschenk ist für d....... Mann.
A
der
B
dem
C
das
D
den

Slide 8 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden (b.v. mein, dein, sein, ihr, enz.) horen bij de
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 9 - Quizvraag

Mit ... Jungen (m) spiele ich sicher nicht Fußball!
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 10 - Quizvraag

D.. Sonne (v) scheint den ganzen Tag.
A
der
B
das
C
die
D
dem

Slide 11 - Quizvraag

Erik hat d.. Wettkampf (m) nicht gesehen.
A
der
B
das
C
die
D
den

Slide 12 - Quizvraag

Unser.. gemeinsames Wochenende (o) im April kann leider nicht stattfinden.
A
unser
B
unserer
C
unserem
D
unseren

Slide 13 - Quizvraag

Ich habe mein.. Mutter (v) Eintrittskarten für ein Konzert geschenkt.
A
mein
B
meines
C
meine
D
meiner

Slide 14 - Quizvraag

Nach d___ Deutschstunde (v) gehen wir zu unser__ Klassenlehrer (m).

Slide 15 - Open vraag

Er kann nicht ohne sein____ Computer (m) leben.

Slide 16 - Open vraag

Sie wohnen bei ihr____ Onkel (m).

Slide 17 - Open vraag

Ich habe für mein____ Lehrer (m) etwas gekauft.

Slide 18 - Open vraag

Ich fahre mit d___ Bus (m) zur Schule.

Slide 19 - Open vraag

Ich habe dich mit d___ Hund (m) gesehen.

Slide 20 - Open vraag

Er hat was gegen ihr___ Vorschlag (m).

Slide 21 - Open vraag

Du musst um d____ Gebäude (o) laufen.

Slide 22 - Open vraag

de ingang
A
der Ausgang
B
der Eingang
C
der Entree
D
der Tipp

Slide 23 - Quizvraag

de bioscoop
A
das Kino
B
das Konzert
C
die Veranstaltung

Slide 24 - Quizvraag

zich anmelden
A
anmelden
B
melden
C
sich anmelden

Slide 25 - Quizvraag

saai

Slide 26 - Open vraag

vieren

Slide 27 - Open vraag

bezoeken

Slide 28 - Open vraag

zin hebben in

Slide 29 - Open vraag

die Leidenschaft
A
het lijden
B
de passie
C
het verdriet

Slide 30 - Quizvraag

der Bleistift
A
het potlood
B
de pen
C
de stift
D
de gum

Slide 31 - Quizvraag

Schnäppchen
A
borrel
B
gratis
C
koopje
D
diefstal

Slide 32 - Quizvraag

Silvester

Slide 33 - Open vraag

Messe

Slide 34 - Open vraag

darstellen

Slide 35 - Open vraag