b1a 2.2.1 Breuken Vereenvoudigen en Optellen

Vereenvoudigen en Optellen

1 / 29

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vereenvoudigen en Optellen

Slide 1 - Tekstslide

lesplanning

Nakijken

afwisselend: vraag en uitleg

opgaven maken

Slide 2 - Tekstslide

nakijken

kijk na: opg. 10 t/m 13 of 13 t/m 15

let ook op het opschrijven.

klaar? maak opg. 18 t/m 20 + 22 t/m 24 (blz. 60-62)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het eind van de les:

kun je breuken vereenvoudigen.

kun je hele getallen uit een breuk halen.

kun je gelijknamige breuken optellen en aftrekken.

kun je niet-gelijknamige breuken optellen en aftrekken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn breuken?

breuken zijn een manier om getallen kleiner dan 1 op te schrijven.

een breukstreep is hetzelfde als

delen.

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 0, 5

Slide 5 - Tekstslide

als je antwoord met een breuk

dan moet je altijd:

- zo ver mogelijk vereenvoudigen.

- hele uit de breuk halen als dat kan.

Slide 6 - Tekstslide

vereenvoudig de volgende breuk:

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

dat kan niet

Slide 7 - Quizvraag

Vereenvoudigen van breuken

Breuken vereenvoudigen betekent dat je de teller en de noemer van de breuk deelt door hetzelfde getal.

Slide 8 - Tekstslide

Vereenvoudigen van breuken - Voorbeeld

Vereenvoudig de breuk:

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 2 ​} =

Slide 9 - Tekstslide

Vereenvoudigen van breuken - Voorbeeld

Vereenvoudig de breuk:

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 2 ​} = \frac{​ 4 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 10 - Tekstslide

Vereenvoudigen van breuken - Voorbeeld

Vereenvoudig de breuk:

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 2 ​} = \frac{​ 4 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 2 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

vind je dit lastig? gebruik dan gerust tussenstappen!

veel in één keer? mag maar je maakt sneller fouten

Slide 11 - Tekstslide

haal hele uit de breuk en vereenvoudig:

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 4 ​}

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​}

2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 2 ​}

dat kan niet

Slide 12 - Quizvraag

hele uit de breuk halen

hele uit de breuk halen doe je door de te kijken hoe vaak de noemer in de teller past.

Slide 13 - Tekstslide

hele uit de breuk halen

Slide 14 - Tekstslide

gelijknamige breuken hebben

gelijke noemers

gelijke tellers

Slide 15 - Quizvraag

breuken optellen en aftrekken

gelijknamig

niet-gelijknamig

Slide 16 - Tekstslide

tel de breuken op:

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 17 - Quizvraag

tel de breuken op:

1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 5 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 18 - Quizvraag

Gelijknamige breuken optellen

Om gelijknamige breuken op te tellen, tel je de tellers bij elkaar op en behoud je de noemer.

Slide 19 - Tekstslide

tel de breuken op:

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 7 ​}