Les 2 digitaal 3 havo (3h3)

Nederlands les 7 januari 3h3
  • Lesdoelen
  • Je herkent tegenargumenten en weerleggingen in een tekst.
  • Je weet het verschil tussen mening en feit.
  • Je (her)kent de verschillende argumentatiestructuren.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands les 7 januari 3h3
  • Lesdoelen
  • Je herkent tegenargumenten en weerleggingen in een tekst.
  • Je weet het verschil tussen mening en feit.
  • Je (her)kent de verschillende argumentatiestructuren.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- 15 min: quizvragen over de stof (en bespreken)
- 15 min: break-outrooms maken 10 t/m 15 opdracht 3
- 10 min: bespreken/nakijken deel 2 opdracht 3

Slide 2 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 3 - Quizvraag

Overtuigen
De schrijver van de tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt. 

Slide 4 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 7 - Quizvraag

Feitelijk of niet-feitelijk?
Niet-feitelijk, omdat 'gezellige mensen' een mening is. De definitie van gezellig is voor iedereen anders. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de stelling (mening)?
A
Daar doen wij niet aan mee.
B
Ben je gek?
C
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
D
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.

Slide 10 - Quizvraag

Welk argument wordt er voor de stelling gegeven?
A
Ben je gek?
B
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...

Slide 11 - Quizvraag

Welk tegenargument wordt er gegeven?
A
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
B
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Daar doen wij niet aan mee.

Slide 12 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 14 - Quizvraag

Aan het werk in breakout rooms
Ik verdeel jullie over breakout rooms
Jullie gaan 15 minuten aan de slag met vraag 10 tot en met 15 (opdracht 3, blz. 140/141)
Daarna gaan we het bespreken!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 10?

Slide 16 - Tekstslide

Wat wil de auteur zeggen?
D - Hij vindt dat de GGD-directeur vreselijk overdrijft.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 11?

Slide 18 - Tekstslide

11. Noem twee redenen:
(1) Als snackbars worden gesloten, gaan scholieren wel naar een supermarkt of een bakker. (2) Scholieren moeten leren keuzes te maken en dat leer je niet door ze te betuttelen. / Als die scholieren straks in de grotemensenwereld komen, waakt de PvdA/overheid ook niet over hen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 12?

Slide 20 - Tekstslide

12. Wat is het argument?
Alcohol is simpelweg schadelijk – zeker voor jongeren.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 13?

Slide 22 - Tekstslide

13. Waarom zou een verhoging niet werken?
 De alcoholgrens van 16 jaar werkt nu ook al niet, want jeugdige comazuipers zijn gemiddeld 15,3 jaar oud. Daarmee zijn de grootste alcoholmisbruikers dus jongeren die nu ook al geen drank mogen kopen. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 14?

Slide 24 - Tekstslide

14. Welke twee argumenten (al. 5)?
(1) Het is lekker. 
(2) Niet iedereen drinkt zich meteen een stuk in zijn kraag. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het antwoord op vraag 15?

Slide 26 - Tekstslide

15. Hoe wordt de tekst afgesloten?
B - met een conclusie (herhaling standpunt)
en A - met een aanbeveling/oproep

Slide 27 - Tekstslide

    Huiswerk voor volgende week maandag

Maken: opdracht 4, blz. 141 en 142.
Inleveren: maandag 11 januari 10:00 op Classroom

Slide 28 - Tekstslide