4.4 voorzetselvoorwerp

grammatica 4.4
voorzetselvoorwerp
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

grammatica 4.4
voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan het eind van de les...
-voorzetselvoorwerp
-verschil vzv en bwb
-voornaamwoordelijk bijwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan: informeren.... , twijfelen...., vertrouwen.....

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, delen door, geven om).
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Bijvoorbeeld
 Ik ben niet tevreden met deze computer.
(tevreden zijn met)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling?
Een zinsdeel dat met een voorzetsel begint dat je niet uit de zin
kunt weghalen, is altijd een voorzetselvoorwerp. Behalve als het
zinsdeel een plaats aangeeft, dan is het een bijwoordelijke bepaling.

Bijvoorbeeld
 Zij wacht op haar vriendinnen (voorzetselvoorwerp).
Zij wacht op het schoolplein (bijwoordelijke bepaling).

Slide 5 - Tekstslide

De betekenis van het voorzetsel is in een voorzetselvoorwerp altijd figuurlijk. Je staat niet letterlijk 'bovenop' je vriendinnen te wachten.
De betekenis van het voorzetsel in een bijwoordelijke bepaling is wel letterlijk.

Het lijdend en meewerkend voorwerp kunnen ook met een voorzetsel beginnen, maar deze zijn niet verplicht in de zin (je kunt ze weghalen).
Zinsontleding - Het voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp (vzv) begint altijd met een voorzetsel.

Het voorzetselvoorwerp is een combinatie van een voorzetsel met een zelfstandig werkwoord of een naamwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg voorzetselvoorwerp


Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou het verschil (tip: vz)?
1 Vanmorgen wachtte ik op de fiets.
2 Je stemt toch op de VVD?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschil bwb en vzv


Hij wacht op zijn vriendin. -- vzv

Hij wacht op de stoep. -- bwb


Bij een bwb:

- geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan

- kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld...


De docent Nederlands heeft geen medelijden met leerlingen die niet leren.
         
Spring eens even op de kast!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Waarom zou je [aan jezelf] twijfelen?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Ik wacht al uren [bij de trein].
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik heb [voor jou] een schilderij gemaakt.
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik ben soms bang [voor het donker].
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

Ze heeft gisteren een abonnement op haar favoriete tijdschrift afgesloten.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

De politie waarschuwde hem voor de laatste keer.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies