Samengestelde zinnen B1/ B2

Nederlands 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 13 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TNedTTerueTTerlands 
Terugblik
praat samen:
vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Foto
Terugblik
Blooket B2
Samengestelde zinnen 
Oefenen
Beoordelen









Het doel van deze vragen = school en docent leren  wat jullie belangrijk vinden en maken de opleiding/ lessen beter
timer
4:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les:
Heb ik mijn woordenschat uitgebreid
Weet ik meer over samengestelde zinnen
Heb ik geoefend met het maken van samengestelde zinnen









Het doel van deze vragen = school en docent leren  wat jullie belangrijk vinden en maken de opleiding/ lessen beter

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Nederlands 
Samengestelde zinnen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je de persoonsvorm?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu jullie:

Vul de zinnen aan op je werkblad
B1/ B2
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Punten scoren

Vul de zinnen aan op je werkblad
B1/ B2

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzinnen 
In een hoofdzin staan het onderwerp en  de persoonsvorm altijd naast elkaar. 

Voorbeeld: Willem van Oranje en Filips de Tweede kregen
steeds vaker ruzie. 

Schrijf zelf een hoofdzin (3 minuten)
Hoe weet je of een werkwoord de pv is?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzinnen

  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan andere zinsdelen 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin of net voor het tweede werkwoord.


Voorbeeld:

Olha gaat naar huis, omdat ze ziek is

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie
Soms begint de zin met de tijd of met de pv/ een werkwoord. Dan schrijf je inversie. Kijk naar de voorbeelden:

- Ik koop morgen een broek in de stad.
- Morgen koop ik een broek in de stad.
- Ik leer elke dag Nederlands op school.
- Elke dag leer ik Nederlands op school.

.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd (of plaats)
De rest staat na het eerste werkwoord. Het kan een tijd of een plaats zijn. De tijd staat vaak voor de plaats. 

1. Mijn zoon woont in Den Haag.
2. Ik woon al 18 jaar in dit huis. 
3. Mijn moeder woont pas twee jaar in Nederland.
4. Mijn vriend gaat volgende maand in Rotterdam wonen. 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rest: wie of wat
De rest kan dus tijd of plaats zijn. Maar het kan ook wat of hoe zijn. Kijk naar de voorbeelden:

Ik koop morgen een broek in de stad.
Ik ga elke dag met de fiets naar school.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Khalid fietst vaak naar school.

Wat is de PV/ werkwoord?
A
Khalid
B
fietst
C
vaak
D
naar school

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Julia verhuist in mei naar Hengelo.

Wat is: in mei?
A
de tijd
B
de plaats
C
het werkwoord
D
het onderwerp

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga vanavond naar een restaurant.

Wat is: naar een restaurant?
A
het werkwoord
B
de tijd
C
wie of wat
D
de plaats

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Hebben meerdere persoonsvormen en kunnen bestaan uit:
  • Hoofdzin + Hoofdzin
  • Hoofdzin + Bijzin
  • Bijzin + Hoofdzin



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van samengestelde zinnen:
Ik ga naar huis, want ik ben ziek. 
Ik ga naar huis, omdat ik ziek ben 
Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis 

omdat/want = ?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van samengestelde zinnen:
Ik ga slapen, want ik ben moe.
Mijn fiets is gestolen, dus ik moet met de bus naar huis.
Ik ga dit weekend naar Amsterdam of ik blijf hier.
Ik leer Nederlands, maar ik leer ook andere talen.
Hij gaat vanavond naar het concert en hij gaat uit eten.
Ik ga buitenspelen als het mooi weer is.
Olha eet een appel, omdat ze honger heeft.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdzin? Schrijf die op.
Ik ga slapen, omdat ik moe ben.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voegwoord? Schrijf die op.
Mijn fiets is gestolen, dus ik moet met de bus naar huis.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin? Schrijf die op.

Ik ga buitenspelen als het mooi weer is.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Olha eet een appel, omdat ze honger heeft.

Verander de bijzin in een hoofdzin.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
nee
B
ja

Slide 30 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Is dit een samengestelde zin?

'Petra wil graag met haar moeder winkelen'
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 32 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn fiets heb gemaakt.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 33 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Welke combinaties zijn dus mogelijk?
1. Hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + bijzin
3. Bijzin + hoofdzin



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke combinatie heeft deze samengestelde zin?
- Of de mooiste tas afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke combinatie heeft deze samengestelde zin?
- Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke combinatie heeft deze samengestelde zin?
- Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.
hoofdzin+hoofdzin/ hoofdzin+bijzin/ bijzin+hoofdzin

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie:
Een samengestelde zin heeft altijd 1 hoofdzin. Het andere deel kan een bijzin óf nog een hoofdzin zijn.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Link

Deze slide heeft geen instructies