Taalblokken les 6 Argumenteren

Taalblokken les 6
Onderwerp: argumenteren


 Let op: deze les is heel belangrijk voor je centraal examen lezen/luisteren
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalblokken les 6
Onderwerp: argumenteren


 Let op: deze les is heel belangrijk voor je centraal examen lezen/luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik:
wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een bijzaak?

Slide 2 - Open vraag

Feiten
Feiten zijn beweringen die je kunt controleren. Je zou kunnen opzoeken of navragen of ze echt waar zijn. Deze zijn objectief.

Voorbeelden van een tekst met feiten zijn: nieuwsberichten in de krant, onderzoeksrapporten en teksten in leerboeken

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen feit
A
Het regende gisteren
B
Hij heeft 2 dochters
C
Zij draagt een mooie jurk
D
De broek is afgeprijsd

Slide 4 - Quizvraag

Nepnieuws
Nieuws dat door social media wordt verspreid, maar bij controle niet klopt.
Dit gebeurt om verwarring te zaaien en heeft meestal een politieke reden. Zo probeert men de publieke opinie te beïnvloeden. Steeds meer social media hebben daarom factcheckers in dienst die het nepnieuws moeten opsporen.

Slide 5 - Tekstslide

Heb jij ook wel eens een bericht gelezen met fake news, zo ja waar ging het over?

Slide 6 - Open vraag


Mening of standpunt
Een mening of standpunt is wat iemand ergens van vindt. Je kunt het ermee eens zijn of niet. Dit is subjectief.

 Ingezonden brieven en columns in de krant zijn meestal subjectief, net als bijdragen op discussieforums op internet.

Slide 7 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik of beeldspraak
In een subjectieve tekst staan vaak vormen van figuurlijk taalgebruik. De schrijver of spreker probeert zijn mening extra kracht bij te zetten door een beeld op te roepen.
Voorbeelden: Een grijze muis zijn. De dingen zwart/wit zien. Blikken die kunnen doden. De tijd glipt door je vingers…

Slide 8 - Tekstslide

Kan jij een voorbeeld geven van beeldspraak?

Slide 9 - Open vraag

Argumenten
Argumenten gebruik je om je standpunt of mening te ondersteunen. Argumenten zijn redenen waarom je iets vindt. Je herkent ze bijvoorbeeld aan de signaalwoorden 'omdat' en 'want'. 
Tegenargumenten geven aan waarom je het niet eens kunt zijn met een standpunt of wat je op het standpunt tegen hebt.

Slide 10 - Tekstslide

drogredenen
Soms kloppen de argumenten niet. Er wordt dan een verkeerde relatie gelegd tussen het standpunt en de argumenten. De argumenten zijn dan niet geldig. Je spreekt dan van drogredenen.
 Verdere uitleg met verschillende soorten staan in de theorie van les 6

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden van drogredenen
Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden.

Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.

Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten
Taalblokken: bouwstenen-argumenteren-lezen en luisteren.


Succes!

Slide 13 - Tekstslide