Thema 5 ERFELIJKHEID EN EVOLUTIE BS3 t/m BS5 14 januari 2021

Thema 5
Erfelijkheid en evolutie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5
Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Herhaling thema 5 BS1 & BS2
2. Doelen BS3 t/m BS5
3. Uitleg:
- BS3 Geslachtelijke voortplanting
- BS4 Dominante en recessieve allelen
- BS5 Mutaties

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het fenotype?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het genotype?

Slide 4 - Woordweb

Hoeveel chromosomen heeft de mens in elke lichaamscel?
A
40
B
42
C
44
D
46

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kan jij het fenotype veranderen?

Slide 6 - Open vraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 7 - Quizvraag

Gewone celdeling, deling van de lichaamscellen noemen we:
A
meiose
B
mitose

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we de vorming van geslachtcellen?
A
meiose
B
mitose

Slide 9 - Quizvraag

Bij een kikker bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 13 chromosomen. Zijn dit lichaamscellen of geslachtscellen?
A
lichaamscellen
B
geslachtscellen

Slide 10 - Quizvraag

Doelen
- Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekent. 
- Je kunt beschrijven hoe een twee-eiige tweeling en hoe een eeneiige tweeling ontstaat.
- Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
- Je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 11 - Tekstslide

BS3 Geslachtelijke voortplanting
- Al jouw lichaamscellen bevatten de informatie voor al jouw erfelijke eigenschappen.
- Aangezien alle chromosomen (en dus ook alle genen) dubbel aanwezig zijn, worden al jouw eigenschappen door twee genen bepaald. - De informatie op deze twee genen kan echter verschillend zijn…

Slide 12 - Tekstslide

BS3 Geslachtelijke voortplanting

Slide 13 - Tekstslide

Homozygoot
- Een organisme is homozygoot voor een erfelijke eigenschap als het genenpaar van deze eigenschap uit twee gelijke genen bestaat.

Slide 14 - Tekstslide

Heterozygoot
- Een organisme is heterozygoot voor een erfelijke eigenschap als het genenpaar voor deze eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen.

Slide 15 - Tekstslide

Dominante allelen
- Een gen dat altijd tot uiting komt in het fenotype.
- Wordt aangegeven met een hoofdletter.
- Organismen waarbij het dominante gen tot uiting komt in het fenotype kunnen homozygoot of heterozygoot zijn voor deze eigenschap.

BB (homozygoot dominant)
Bb (heterozygoot)
bb (homozygoot recessief)

Slide 16 - Tekstslide

Recessieve allelen
- Deze genen komen niet tot uiting in het fenotype als het andere chromosoom van het paar een dominant gen bevat.
- Het dominante gen is ‘sterker’ dan het recessieve.
- Organismen waarbij het recessieve gen tot uiting komt in het fenotype zijn homozygoot voor deze eigenschap.
- Wordt aangegeven met een kleine letter

Slide 17 - Tekstslide

Recessieve genen
- Deze genen komen niet tot uiting in het fenotype als het andere chromosoom van het paar een dominant gen bevat.
- Het dominante gen is ‘sterker’ dan het recessieve.
- Organismen waarbij het recessieve gen tot uiting komt in het fenotype zijn homozygoot voor deze eigenschap.
- Wordt aangegeven met een kleine letter

Slide 18 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Er ontstaat een variatie in de genotypen van nakomelingen.
- Genotype moeder & genotype vader =  genotype nakomeling 

Planten kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten, sommige bacteriën en schimmels kunnen dit ook. 
- Er versmelten dan geen geslachtscellen
--> genotype van de nakomelingen is gelijk aan die van ouders

Slide 19 - Tekstslide

Met welke lettercombinatie wordt een persoon aangeduid die heterozygoot is voor zwart haar?
A
Z
B
zz
C
Zz
D
ZZ

Slide 20 - Quizvraag

Met welke lettercombinatie wordt een persoon aangeduid die homozygoot recessief is voor zwart haar?
A
zz
B
z
C
ZZ
D
Z

Slide 21 - Quizvraag

Met welke lettercombinatie wordt een persoon aangeduid die homozygoot dominant is voor zwart haar?
A
zz
B
z
C
Z
D
ZZ

Slide 22 - Quizvraag

Tweelingen
Twee-eiige tweeling: 2 eicellen worden bevrucht
* 2 eicellen worden bevrucht door 2 zaadcellen

Eeneiige tweeling : ontstaat uit één bevruchte eicel
* 1 eicel wordt bevrucht door 1 zaadcel
* tijdens de eerste delingen van de bevruchte eicel laten cellen van elkaar los -->  2 klompjes cellen worden gevormd
* beide klompjes groeien uit tot 1 embryo

Slide 23 - Tekstslide

Tweelingen

Slide 24 - Tekstslide

Mutatie
Een chromosoom kan beschadigd raken.
- Plotseling verandering = mutatie
Allel waarbij een mutatie heeft plaatsgevonden --> allel
Heeft alleen gevolgen als deze afwijking in de geslachtscellen zitten.



Slide 25 - Tekstslide

Mutatie
Mutant = een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
Bv. albino (lichaam kan geen pigment aanmaken)

Slide 26 - Tekstslide

Mutagene invloeden
Deze invloeden zijn ook
kankerverwekkend!

Slide 27 - Tekstslide

Kanker
Als cellen zich snel en ongeremd delen --> gezwel ontstaat (tumor)
- sommige gezwellen groeien langzaam en verstoren de bouw van de weefsels niet --> goedaardig

Bij kanker ontstaat er een kwaadaardig gezwel. 
- Dit wordt veroorzaakt door mutaties in genen
- Kwaadaardig gezwel groeit veel sneller dan een goedaardig gezwel

Slide 28 - Tekstslide

Kanker
Kanker begint met één gezwel
- dit is niet dodelijk, kan operatief worden verwijderd of via bestraling
Daarom is op tijd ontdekken belangrijk!

Meeste kankerpatiënten sterven aan uitzaaiing (metastase)
- Cellen komen terecht in het bloed of in de lymfe --> komen zo in andere lichaamsdelen terecht --> daar kunnen ze zich opnieuw delen

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
Maken:
- Opdrachten & begrippen BS3 t/m BS5

Foto's van de opdrachten + begrippen inleveren dinsdag 19 januari vóór 16.00 uur via It's Learning. (Bronnen/opdracht)

Slide 30 - Tekstslide