Oefentoets
1 / 12
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn sterke werkwoorden?
timer
1:00
Slide 2 - Open vraag
Vul de pv tt van het hele ww in:
"Hij (kijken) de hele les uit het raam."
"Hij (kijken) de hele les uit het raam."
timer
1:00
Slide 3 - Open vraag
Vul de pv tt van het hele ww in:
"Ik (lopen) naar school."
"Ik (lopen) naar school."
timer
1:00
Slide 4 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de pv in tt en pv in vt?
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Wat zijn zwakke werkwoorden?
timer
1:00
Slide 6 - Open vraag
Is het ww in de volgende zin een zwak of sterk ww?
"Mijn moeder kocht een lekker broodje in de winkel."
"Mijn moeder kocht een lekker broodje in de winkel."
timer
1:00
Slide 7 - Open vraag
Is het werkwoord goed geschreven?
"Wie loopte er net langs de wc's?"
"Wie loopte er net langs de wc's?"
timer
1:00
Slide 8 - Open vraag
Van welk onregelmatig ww is "zouden" de verleden tijd?
timer
1:00
Slide 9 - Open vraag
Is in de volgende zin het ww sterk of zwak?
"De poes klimt in de boom."
"De poes klimt in de boom."
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Noem 3 onregelmatige werkwoorden
timer
1:00
Slide 11 - Open vraag
Noteer het zwakke werkwoord uit het volgende lijstje:
zijn, lezen, lopen, zwemmen, rennen, helpen, zien.
zijn, lezen, lopen, zwemmen, rennen, helpen, zien.
timer
1:00
