Les 2 | Doe maar, dicht maar | beeldspraak

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Poëziedossier
Alle opdrachten neem je op in je poeziedossier. 


Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning


4/5 mei oorlogsboeken en spoken word

Stijlfiguur: - Beeldspraak

Dichtvormen: Haiku, Ollekebolleke, Limerick

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een Haiku?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen

Aan het einde van de les: 
 

- heb je zelf een gedicht geschreven

- kun je zien hoe een dichter zijn of haar gedicht sterker maakt met 'beelden'

- heb je je mindmap aangevuld

Slide 5 - Tekstslide

Haiku
-Van oorsprong Japanse dichtvorm, vaak over de natuur.

- Vaak een opvallende wending in de laatste regel.

- Geschreven op basis van de zintuiglijke ervaring van de dichter.
Wat je ziet, hoort, ruikt, voelt. Geen interpretaties en meningen. Iets beschrijven zoals het is.

      Lees verder op de volgende dia



 




Slide 6 - Tekstslide

Haiku
Vaste regels:
- drie rijmloze regels van
-  5-7-5 lettergrepen

Slide 7 - Tekstslide

Haiku

Drie goede regels
Zeventien lettergrepen
Genoeg is genoeg

DRS. P
Geen Haiku

vlinder in de trein
mijn god dacht ik als daar maar
geen haiku van komt

Ilja Leonard Pfeijffer

Slide 8 - Tekstslide

Haiku

Slide 9 - Tekstslide

Haiku
vanuit de klimop
verlaten jonge merels
een verborgen nest
in het natte gras
vecht een ekster met een kauw
om die ene worm
Haiku 
- 5 lettergrepen
- 7 lettergrepen
- 5 lettergrepen
bron: Beeldend verhalen

Slide 10 - Tekstslide

Moderne haiku
Niet per se seizoensverwijzing. Kan naar van alles en nog wat verwijzen. Zelfs naar carnaval.
Belgische haiku-dichter Luk Gybels:

Bij het ontwaken
een handvol confetti
op het hoofdkussen.


Slide 11 - Tekstslide

Schrijf je eigen Haiku
Dit doe je in exam.net. 
Kijk eerst mee naar de uitleg.
Daarna pak je je laptop en log je in op Exam.net

Slide 12 - Tekstslide

Doe maar, dicht maar
Aan de hand van de meegebrachte kaarten, gaan we een
verhaaltje schrijven.
Voorbereiding:

Je gaat een verhaal schrijven over het voorwerp of de
mensen op jouw kaart. Je krijgt vijf minuten de tijd, je schrijft alles op wat er in je opkomt. Vragen die je op weg helpen: wat zijn de toekomstplannen van  het voorwerp op jouw kaartje?Waar leeft het voorwerp? Hoe ziet zijn, haar
wereld eruit?

Begin met schrijven, niets is fout.


5 minuten!



timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Doe maar, dicht maar
Stap 1: je omcirkelt vijf opvallende, bijzondere,
mooie woorden die je hebt opgeschreven.


Stap 2: je gaat er nu een gedicht  van maken:
Het worden drie versregels. De eerste regel heeft vijf lettergrepen. De tweede
versregel heeft zeven lettergrepen. De laatste regel heeft vijf lettergrepen.



Nu heb je je haiku geschreven!

Wie durft hem voor te dragen?



Haiku
Een haiku is een van oorsprong Japanse dichtvorm. Het bestaat uit drie versregels. De eerste heeft vijf, de tweede zeven en de derde regel heeft weer vijf lettergrepen. Zonder rijm.

Slide 14 - Tekstslide

Exam.net
Examensleutel: JGfYek

Slide 15 - Tekstslide

Mindmap
Uitleg dichtvormen

Slide 16 - Tekstslide

Dichtsoorten

Veel (moderne) gedichten hebben een vrije vorm; er is geen rijm, de regels zijn niet even lang en er zit geen ritme in. Dan ligt de nadruk meer op de inhoud dan op de vorm. Er zijn ook gedichten die wel een vaste vorm hebben.


Haiku. Deze heb je zelf gemaakt.


Ollekebolleke


Limerick

Ollekebolleke
Een grappig gedicht. Dit bestaat uit twee strofen van elk vier regels.
Limerick

Een lollig gedichtje van vijf regels.

Er was eens een vrouw uit Abcoude
Die graag op kattenvoer kauwde
Maar o wat een lol
Na zes blikken zat ze vol
Ze praatte niet meer, maar miauwde

O Wikipedia!
Wat een artikelen...
Zo veel te lezen en
Zo weinig tijd

Dat mijn onwetendheid
Encyclopedische
Omvang bereikt heeft
Is nu wel een feit

Slide 17 - Tekstslide

Het ollekebolleke
Het ollekebolleke is een versvorm, in de jaren zeventig in het Nederlands taalgebied geïntroduceerd door 
Drs. P
olleke bolleke.
olleke Bolleke.
olleke bolleke
olleke bol.
olleke bolleke
ollekeBOLleke
olleke bolleke
olleke bol

Slide 18 - Tekstslide

Ollekebolleke
Het ollebolleke heeft twee strofes van
vier regels, regel 4 en 8 moeten rijmen.
Regel 6 is één woord van 6
lettergrepen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Dichtvorm: Limerick
  • Ierse traditie
  • Grappig bedoeld
  • Plaatsnaam in de 1e regel
  • Rijmschema AABBA
  • Bekend!

Slide 21 - Tekstslide

Limerick
Een limerick bestaat uit 5 versregels

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf nu je eigen Limerick
Op je mindmap.
Denk aan de regels!

Slide 23 - Tekstslide

(俳句)
Een doedelzakspeler in Glasgow
die zei op een dag " wat is dat nou ?
mijn kilt die is zoek
en ik heb ook geen broek
nu speel ik straks bloot in de vrieskou"
Haiku
Limerick
Woordspeling

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Vandaag
Dichtvormen: volta/chute/wending
Stijlfiguren: beeldspraak
Analyse van een gedicht (in exam.net)
Daarna lezen in je boek. 

Slide 26 - Tekstslide

Dichtvormen
Schrijf mee op je mindmap

Slide 27 - Tekstslide

Wending
Bij veel gedichten komt er in het slot een verrassing. 
Bij sommige dichtvormen gebeurt dat op een vaste plaats. 

In poezie is die verrassing zo belangrijk dat ze in diverse talen een eigen naam heeft gekregen: chute, wending, volta. 


Slide 28 - Tekstslide

Stijlfiguren
Noteer de uitleg op je mindmap

Slide 29 - Tekstslide

Beeldspraak
Zo trots als een pauw
Die beer komt vast niet van de glijbaan.
Oranje won goud! 
Het geluk lacht ons toe!
Hij ligt onder het vergrootglas. 

Wat bedoelen we en waarom gebruiken we dit (in gedichten)? 

Slide 30 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 31 - Woordweb

Stijlmiddel: Beeldspraak
- Metafoor
- Vergelijking
- Metonymie
- Personificatie 

Slide 32 - Tekstslide

Stijlmiddel: Beeldspraak 
Vergelijking: Na het sporten is zij zo rood als een tomaat. 
Je vergelijkt twee dingen met elkaar en gebruikt een verbindingswoord.

Metafoor: Je plakt een beeld op iets/iemand, zonder verbindingswoord. Die tomaat heeft hard gesport. 


Slide 33 - Tekstslide

beeldspraak 2.
Metonymie: je gebruikt een kenmerk of detail om iets aan te geven. Even de neuzen tellen.  De mensen willen meer blauw op straat. 

Personificatie: iets een menselijke eigenschap geven. 
Het gelukt lacht ons toe, de lucht huilt, het gevaar loert op elke straathoek. 

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 4:analyse van een gedicht

Zelf stijlfiguren herkennen en figuurlijk taalgebruik uitleggen.

Je maakt deze opdracht in Exam.net
Je mindmap mag je erbij houden. 

Slide 35 - Tekstslide

uit: 'Gedichten' (1951)

Bommen, Paul Rodenko

De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed.
Kangeroes kijken door de venstergaten.
Een vrouw passeert.
De echo raapt gehaast
haar stappen op.

De stad is stil.
Een kat rolt stijf van het kozijn.
Het licht is als een blok verplaatst.
Geruisloos vallen drie vier bommen op het plein
en drie vier huizen hijsen traag
hun rode vlag.

---------------------------
 

Slide 36 - Tekstslide


Bommen, Paul Rodenko

Vragen bij het gedicht

ì
Wat lees je?

ìWaar zit de
wending?
Wat gebeurt er?

ìWaarom is het
stil in de stad?

ìHoe hebben de
straten zich verbreed?




Wat doen die
kangoeroes in het gedicht?
Lees je het
letterlijk of figuurlijk?

Wat zou de dichter hebben bedoeld? Letterlijk of figuurlijk? Probeer het in beide gevallen
te verklaren. Waar maakt hij een vergelijking mee? En als het letterlijk is bedoeld, hoe komen er kangoeroes op straat?


Slide 37 - Tekstslide

Wat heb je gelezen in het gedicht bommen?

Slide 38 - Open vraag