Répétition du comparatif et explication du superlatif

Lesdoel:
Ik weet hoe ik de vergrotende trap moet maken én ik kan de overtreffende trap in het Frans maken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel:
Ik weet hoe ik de vergrotende trap moet maken én ik kan de overtreffende trap in het Frans maken

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting
Plus (bijv nw) que.....

Aussi (bijv nw) que.....

Moins (bijv nw) que......
meer/groter/kleiner etc .......dan
even ...... als

minder ....... dan

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting
!!!!! Kijk of je het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen!!


!!! Uitzondering: bon =  goed, lekker. 
Vergrotende trap ---> meilleur = beter, lekkerder (zonder plus ervoor!!!)



Slide 3 - Tekstslide

l'adjectif BON
COMPARATIF                                             SUPERLATIF
meilleur que                                              Le meilleur
meilleure que                                            La meilleure
meilleurs que                                            Les meilleurs
meilleures que                                          Les meilleures
Cette voiture est meilleure que celle-là     =>   C'est la meilleure voiture

Slide 4 - Tekstslide

Le comparatif (overtreffende trap)

Slide 5 - Tekstslide

les degrés de comparaison (de trappen van vergelijking)

Slide 6 - Tekstslide

De stellende trap (le positif)
Het huis is groot - La maison est grande
De jongen is mooi - Le garçon est beau

Dus eigenlijk is dit gewoon alleen het bijvoeglijke naamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is klein

Slide 8 - Open vraag

De vergrotende trap (le compar atif) 

Hij is groter  - il est plus grand  
De kinderen zijn groter - les enfants sont plus grands
Marie  is aardiger -  elle est  plus gentille

Deze wordt gevormd door plus voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten

Slide 9 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is kleiner

Slide 10 - Open vraag

De overtreffende trap (le superla tif)

Hij is de grootste leerling - il est le plus grand élève
Zij zijn de kleinste leerlingen - ils sont les plus petits élèves
Marie is de dikste -  Marie est la plus grosse
De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord te zetten

Slide 11 - Tekstslide

le superlatif = de overtreffende trap
je gebruikt le/la/les plus + bijvoeglijk naamwoord
= het grootst


Slide 12 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is het kleinst

Slide 13 - Open vraag


moins
moins

Slide 14 - Tekstslide

Uitzonderingen:
goed - bon(ne)(s)-meilleur(e)(s)- le/la/les meilleur(e)(s)
 slecht- mauvais(e)(s)- pire(s)- le/la/les pire(s)                     

Slide 15 - Tekstslide


A
le garçon est grand
B
le garçon est grande
C
le garçon est grands
D
le garçon est grandes

Slide 16 - Quizvraag


A
le garçon est moins grand
B
le garçon est moins grande
C
le garçon est moins grands
D
le garçon est moins grandes

Slide 17 - Quizvraag


A
le bébé est la moins grand
B
le bébé est la moins grande
C
le bébé est les moins grands
D
le bébé est le moins grand

Slide 18 - Quizvraag

Les comparaisons
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  • plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  • aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)
moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord
que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Slide 19 - Tekstslide

Les comparaisons

Par exemple: 1. La tour Eiffel est plus haute que notre collège.

2. Marie est moins grande que Pierre.

3. Silvana est aussi belle qu'elle.     


Slide 20 - Tekstslide

Welke vergelijking is juist?
A
Emily est aussi grande que Jessica.
B
Emily est aussi grand que Jessica.

Slide 21 - Quizvraag

Zij is kleiner dan haar vriend
A
elle est aussi petite que son ami
B
elle est plus petite que son ami
C
elle est moins petite que son ami
D
son ami est plus petit qu' elle

Slide 22 - Quizvraag

la mer du Nord
la mer méditerranée 

Slide 23 - Tekstslide

Emmanuël Macron
Donald Trump

Slide 24 - Tekstslide

La moto
La voiture 

Slide 25 - Tekstslide