Assortiment, dimensies van een assortiment en artikelsoorten

Assortiment
1 / 35
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Assortiment

Slide 1 - Woordweb

Assortiment
Dit zijn alle producten die je in een winkel verkoopt

Slide 2 - Tekstslide

Prodructgroep
Verschillende producten in het assortiment die met elkaar te maken hebben noem je een productgroep. 

Productgroepen zijn vaak samengesteld naar:
  • Het soort klant voor wie de producten zijn 
  • De manier waarop producten worden gebruikt
  • Op de prijs van de producten
  • Het materiaal waarvan de producten zijn gemaakt


Slide 3 - Tekstslide

Productvariant
Producten die van elkaar verschillen maar wel tot dezelfde productgroep horen.

Slide 4 - Tekstslide

Alle producten die je in een winkel verkoopt noem je:
A
een productgroep
B
het assortiment
C
alle producten

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een productgroep?
A
Alle producten die je verkoopt
B
Alle producten in je assortiment die met elkaar te maken hebben.
C
Alle spullen die je niet verkoopt

Slide 6 - Quizvraag

Kernassortiment: Dit zijn de producten die een winkel het meest verkoopt. 

Randassortiment: Dit zijn de producten die winkel minder vaak verkoopt.

Slide 7 - Tekstslide

Dimensies van het assortiment
  • Breedte van het assortiment: Veel verschillende productgroepen is breedt assortiment, weinig is een smal assortiment.
  • Lengte van het assortiment:  Lang assortiment veel producten in productgroepen en kort assortiment weinig producten
  • Diepte van het assortiment: Diep assortiment veel productvarianten. Ondiep assortiment is weinig productvarianten.
  • Hoogte van het assortiment: Hoog assortiment duurdere merken. Laag assortiment goedkopere merken
  • Consistentie van het assortiment: Als product groepen bij elkaar passen.

Slide 8 - Tekstslide

Veel producten in productgroepen
Noem je een:
A
Lang assortiment
B
Kort assortiment
C
Diep assortiment
D
Smal assortiment

Slide 9 - Quizvraag

Als er weinig verschillende productgroepen zijn noem je dit een:
A
Kort assortiment
B
Ondiep assortiment
C
Smal assortiment
D
Laag assortiment

Slide 10 - Quizvraag

Een winkel verkoopt veel dure merken. De winkel heeft dus een
A
Hoog assortiment
B
Laag assortiment
C
Diep assortiment
D
Lang assortiment

Slide 11 - Quizvraag

Wat denk jij? Als een winkel veel producten verkoopt verdient de winkel ook meer geld. Is dit waar of niet waar?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Artikelsoorten

Soms heb je iets nodig bij je artikel om het beter te kunnen gebruiken of mooier te maken. 

Dit noem je complementaire artikelen


Slide 14 - Tekstslide

complementaire artikelen

Slide 15 - Woordweb

Het kan ook zo zijn dat je een artikel nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken. Dit noem je een follow up artikel. 
Vaak is de prijs van een follow up artikel uiteindelijk hoger dan de prijs van het hoofdartikel.
Het kan ook zo zijn dat je een artikel nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken. Dit noem je een follow up artikel.
Vaak is de prijs van een follow up artikel uiteindelijk hoger dan de prijs van het hoofdartikel.

Slide 16 - Tekstslide

follow up artikel

Slide 17 - Woordweb

Iedereen koopt weleens dingen die ze niet nodig hebben of moesten kopen. Dit zijn impulsartikelen. 
Koop jij iets wat helemaal in is nu? Dat zijn rage artikelen

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk een rage artikel

Slide 19 - Woordweb

Psychologische prijs

Slide 20 - Tekstslide

Psychologische prijspolitiek
Het bewust lager laten lijken van de prijs om mensen te verleiden om jouw product te kopen.

Slide 21 - Tekstslide

Stelling I: In verband met Valentijnsdag is er een groot aanbod van rode rozen. Er geldt een speciale prijs van € 1,99 per stuk. Dit noem je psychologische prijsstelling.

Stelling II : De warme kaasbroodjes zijn in de aanbieding bij de Plus. De actie is drie halen, twee betalen. Dit is een voorbeeld van prijspolitiek.
A
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist, stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn juist
D
Stelling I en II zijn onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Artikelkennis
Het is belangrijk dat een verkoopmedewerker kennis heeft van de producten die hij verkoopt. Artikelkennis wordt ook wel assortimentkennis genoemd. Artikelkennis kun je onderverdelen in:

- praktische artikelkennis
- technische artikelkennis
- commerciële artikelkennis


Slide 23 - Tekstslide

Artikelkennis en verkopen
  • praktische artikelkennis
je kent de algemene eigenschappen van een artikel (prijs, herkomst van artikel, samenstelling en onderhoud)
  • technische artikelkennis
je weet hoe het artikel werkt, uit elkaar gehaald kan worden, nieuwe onderdelen en installatie 
  • commerciële artikelkennis
je weet welke artikelen uit je winkel goed verkopen, op welke je veel winst maakt, veel klachten krijgt






Slide 24 - Tekstslide

Verkoper meubelzaak: "De prijs van deze bank is
€ 790,00".
Welk soort artikelkennis hoort bij deze omschrijving?
A
Commerciële artikelkennis
B
Praktische artikelkennis
C
Technische artikelkennis
D
Theoretische artikelkennis

Slide 25 - Quizvraag

Verkoper meubelzaak: "Deze bank is gemaakt van kalfsleer en de vering is van zeer goede kwaliteit".
Welk soort artikelkennis hoort bij deze omschrijving?
A
Commerciële artikelkennis
B
Praktische artikelkennis
C
Technische artikelkennis
D
Theoretische artikelkennis

Slide 26 - Quizvraag

Verkoper meubelzaak: "In verband met drukte is de levertijd acht weken".
Welk soort artikelkennis hoort bij deze omschrijving?
A
Commerciële artikelkennis
B
Praktische artikelkennis
C
Technische artikelkennis
D
Theoretische artikelkennis

Slide 27 - Quizvraag

Je weet hoeveel winst er op een artikel gemaakt wordt.
Je weet waar het product geproduceerd is.
Je weet hoe een artikel in elkaar zit en hoe het werkt.
Wat hoort bij elkaar?
Commerciële artikelkennis
Praktische artikelkennis
Technische artikelkennis

Slide 28 - Sleepvraag

4 soorten artikelen


  • Complementair artikel: is een artikel die je nodig hebt om een ander artikel beter te kunnen gebruiken/ mooier te maken


  • Follow-up artikel: een artikel dat je nodig hebt om een ander artikel te gebruiken.


  • Impulsartikel: Dit artikel koop je zonder dat je het vooraf van plan bent.


  • Rage-artikel: Dit artikel koop je omdat het opeens heel populair is.

Slide 29 - Tekstslide

Misschien kennen jullie het nog wel Diddle? Wat voor soort artikel is dit?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel

Slide 30 - Quizvraag

Inktpatronen heb je altijd nodig voor een printer anders doet de printer het niet. Wat voor soort artikel is een inktpatroon?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel

Slide 31 - Quizvraag

‘Artikel dat je per se nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel

Slide 32 - Quizvraag

‘Artikel dat je niet van plan was te kopen.’

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
A
Complementair artikel
B
Follow-up artikel
C
Impulsartikel
D
Rage-artikel

Slide 33 - Quizvraag

Artikelsoorten

Soms heb je iets nodig bij je artikel om het beter te kunnen gebruiken of mooier te maken. 

Dit noem je complementaire artikelen


Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag

Maken opdracht 1, 2, 3 en 5


Slide 35 - Tekstslide