Presentation 1 VWO - Grammar Quantifiers

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Much and Many
= saying how much of something there is.

There are many chairs around the table. 
She doesn't have much money left after she bought that iPhone.
We don't have many more days of school this term.
I'd like to have many different pairs of shoes. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je many?
Je gebruikt many bij countable nouns: telbare zelfstandig naamwoorden
 Ze hebben een enkelvoudsvorm en meervoudsvorm.
 For example: apple, car, dollar, loaf, stamps, chair, book, job.

There are many apples on the table. 
Rich people usually own many cars. 
The bakery bakes many loaves of bread every morning.
My grandfather has collected many stamps.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je much?
Je gebruikt much bij uncountable nouns: zelfstandige naamwoorden die je niet in het meervoud kan zetten en die je dus niet kan tellen (ontelbare zelfstandig naamwoorden)
For example: water, money, salt, bread, work, help, news, information, milk.

How much money have you got?
The recipe doesn’t need much milk.
The homework today isn't much work.
They don't need much help to understand the grammar.
There is much information on the website. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:30

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME • when to use it? 
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is

We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.

Slide 12 - Tekstslide

Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
                          Maybe, maybe not.
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 13 - Tekstslide

Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
             
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME



ANY 
Gebruik je bij: 

- Bevestigende zinnen;
- Vragen waarbij je verwacht dat het antwoord "ja" is;
- Als het een aanbod of verzoek is.
Gebruik je bij: 

- Ontkennende / Negatieve zinnen;
- Alle andere vraagzinnen.


Let op woorden zoals,
without, hardly, never

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:30

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quantifier
Telbare zelfstandig naamwoorden
Ontelbare zelfstandig naamwoorden
Example
Many (veel)
           X
I have many friends.
Much (veel)
           X
This soup has too much salt.
A lot of / lots of (veel)
           X
           X
I have lots of friends. This soup has a lot of salt.
A few (weinig - een paar)
           X
I have a few books. I have a few friends.
A little (weinig - een beetje)
          X
I have a little time left. I added a little salt to the soup.
Some (wat)
           -
           -
I have some friends. (+) Do you want some tea?
Any   ( - / ? )
           - 
           - 
I don't have any friends. (-) Do you have any questions?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individual work time
What
Do exercise 10 and 11 on pages 267 and 268.
How
Individually and in silence
Help
Raise your hand
Time
10 minutes
Done
Do exercise 12 and 13 on pages 269 and 270
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies