Workshop Examen voorbereiding Schrijven

workshop examen Schrijven 2F en 3F
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

workshop examen Schrijven 2F en 3F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkenning van het schrijfexamen

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens het schrijfexamen Nederlands moet je vaak een zakelijke brief en een artikel schrijven. Voordat je aan het schrijfexamen begint, verken je het hele examen. Dit doe je zodat je weet wat er van je wordt verwacht
 stel je jezelf een aantal vragen
  • Hoeveel tijd heb ik om het examen te maken?​
  • Uit hoeveel opdrachten bestaat het examen?​
  • Wat voor teksten moet ik schrijven? Bepaal de tekstsoort, het onderwerp, het schrijfdoel en de doelgroep.​
  • Zijn er bronnen die ik moet gebruiken? Zo ja, wat voor bronnen?​
  • Hoeveel tijd heb ik per opdracht ongeveer nodig?​
  • In welke volgorde kan ik de opdrachten het beste uitvoeren?​





Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel tijd heb ik om het examen te maken?
90 minuten
Uit hoeveel opdrachten bestaat het examen?
twee opdrachten
Wat voor teksten moet ik schrijven?
1. bericht per e-mail aan klasgenoot met informatie over gemiste les en toets
2. informerend artikel voor studenten over onderzoek naar aantekeningen maken
Zijn er bronnen die ik moet gebruiken?
Ja, bij opdracht 2 een artikel over aantekeningen maken.
Hoeveel tijd heb ik per opdracht ongeveer nodig?
20 minuten voor de e-mail, 70 minuten voor het artikel
In welke volgorde kan ik de opdrachten het beste maken?
Eerst de e-mail, zodat ik de rest van de tijd kan besteden aan het artikel.
Inhoud​

Goede uitvoering van de opdracht. Dat wil zeggen dat je alle gevraagde informatie in je tekst hebt verwerkt. 
De informatie moet een logisch geheel vormen. Dat wil zeggen dat de informatie in je tekst goed op elkaar aansluit.​

Slide 4 - Tekstslide

De teksten die je schrijft tijdens het schrijfexamen worden beoordeeld op inhoud, opbouw, afstemming op doelgroep en taalverzorging.​
Om een goede beoordeling te krijgen voor de inhoud van je tekst, moet je in de eerste plaats de examenopdracht goed hebben uitgevoerd. Dat wil zeggen dat je alle gevraagde informatie in je tekst hebt verwerkt. In de tweede plaats moet die informatie een logisch geheel vormen. Dat wil zeggen dat de informatie in je tekst goed op elkaar aansluit.​
Meningen, argumenten en standpunten

Hoe zit het ook alweer?​
Bij subjectieve argumenten moet duidelijk zijn waarop het argument is gebaseerd en bij objectieve argumenten moet de informatie betrouwbaar zijn.​






Slide 5 - Tekstslide

Bij teksten waarin je je mening geeft, moeten je argumenten geldig zijn. Een argument is geldig als het je standpunt aannemelijk maakt.​
Hoe zit het ook alweer?​
Bij subjectieve argumenten moet duidelijk zijn waarop het argument is gebaseerd en bij objectieve argumenten moet de informatie betrouwbaar zijn.​
Eventueel neem je de schrijfopdrachten van Thema 1 t/m 4 nog eens door.​

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Naast de inhoud wordt ook de opbouw van je tekst beoordeeld. De opbouw van je tekst hangt af van de tekstsoort. Zorg dat je tekst de opbouw heeft die bij de gegeven tekstsoort hoort.​

Je schrijft een mail naar de gemeente om een vergunning aan te vragen. In de eerste alinea maak je duidelijk dat je een vergunning wilt aanvragen voor een feest. In de rest van de brief leg je uit wanneer en waar het feest plaatsvindt en beargumenteer je waarom de gemeente een vergunning zou moeten afgeven.​
Je schrijft een artikel over stemplicht. Je begint het artikel met een inleiding waarin je een nieuwsfeit noemt. Hiermee wek je de belangstelling van de lezer. In de rest van het artikel werk je voor- en nadelen van stemplicht uit. In het slot trek je de conclusie dat stemplicht nog geen uitgemaakte zaak is.​
De opbouw van de brief en het artikel verschilt, omdat het verschillende tekstsoorten zijn.​
Afstemming op doelgroep

Slide 9 - Tekstslide

De informatie in je tekst moet in een logische volgorde staan. Verder moet je je tekst op een logische manier in alinea’s verdelen en moet je de verbanden tussen zinnen en alinea’s duidelijk aangeven.​
Elke tekst bestaat uit een aantal vaste onderdelen. Welke vaste onderdelen dit zijn, hangt af van de tekstsoort. Het goed weergeven van vaste onderdelen hoort bij de opbouw. Bij zakelijke brieven moet je onder andere de adresgegevens van de ontvanger en je eigen adresgegevens opschrijven. Bij artikelen geef je de tekst een titel en voeg je tussenkopjes toe.​

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

https://youtu.be/c9cGRcCVZvQ
taalverzorging

  • werkwoordspelling;​
  • algemene spelling;​
  • gebruik van hoofdletters;​
  • gebruik van punten, komma’s, vraagtekens en uitroeptekens;​
  • correct gebruik van uitdrukkingen.​.​

Slide 12 - Tekstslide

De teksten die je schrijft voor je examen worden ook beoordeeld op taalverzorging. Je kunt puntenaftrek krijgen als je hier fouten in maakt. ​
Controleer je kladversie daarom goed op:​
werkwoordspelling;​
algemene spelling;​
gebruik van hoofdletters;​
gebruik van punten, komma’s, vraagtekens en uitroeptekens;​
correct gebruik van uitdrukkingen.​.​
Zinsopbouw

Slide 13 - Tekstslide

Je controleert ook of je zinnen kloppen. ​
Je gaat dan na of je geen woorden bent vergeten. Ook ga je na of er geen dubbele woorden in de zin staan. Besteed tijdens de controle extra aandacht aan lange zinnen. Daar zitten vaker fouten in dan in korte zinnen​
Indeling van de mail of brief

Slide 14 - Tekstslide

In de eerste alinea beschrijf je kort de situatie. Vaak geef je de aanleiding van of de reden voor het schrijven van de brief. (Je stelt jezelf nooit voor met naam en toenaam!)​
In de volgende alinea’s geef je de informatie, met eventuele argumenten, die nodig is om je doel te bereiken. Ook maak je duidelijk wat je van de ontvanger wilt. ​
In de laatste alinea sluit je de brief af met een of twee passende slotzinnen.​
schrijf een email tussen de 200-300 woorden

Slide 15 - Tekstslide

Een zakelijke brief kan de vorm van een brief of een e-mail hebben.​
Als je een zakelijk bericht moet schrijven bereid je eerst de inhoud van de mail voor. Dit kun je doen aan de hand van voorbereidende vragen.
2F tussen de 150 w en 250 w
3F tussen de 200 w en 300 w
Voorbereidende vragen
Aan wie schrijf je de mail?​

Bedenk wat de ontvanger al weet over de situatie.​
Wat wil je bereiken met de mail?​
Bedenk wat het doel is van je boodschap: wat verwacht je van de persoon of instantie aan wie je de mail schrijft?​
Welke informatie moet je geven om je doel te bereiken?​
Bedenk welke informatie jij de ontvanger moet geven om je doel te bereiken.​
Bedenk zo nodig welke argumenten je gaat gebruiken.​









Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo'n 200-300 woorden

Slide 17 - Tekstslide

Een betoog is een artikel waarin je de lezer van je standpunt overtuigt door twee of meer geldige argumenten voor het standpunt te geven. ​
Je noemt in een betoog ook vaak een tegenargument en ontkracht dit tegenargument.​

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

In een schrijfplan bereid je de tekst die je gaat schrijven voor. Je doet dit in een vaste volgorde:​
Je schrijft het onderwerp, het schrijfdoel en de doelgroep op.​
Je bepaalt welke tekststructuur je aan je tekst gaat geven en op welke deelvragen je antwoord wilt geven in je tekst. Op basis hiervan verzamel je informatie.​
Je bepaalt de inhoud van de inleiding, het middenstuk en het slot. De inhoud schrijf je in steekwoorden op.​

Voordat je een betoog schrijft, bereid je het voor in een schrijfplan. ​
Je schrijft het onderwerp, het schrijfdoel en de doelgroep op. Daarna lees je de brontekst of bronteksten bij de examenopdracht en bepaal je op basis daarvan je standpunt (stelling). Vervolgens bepaal je welke argumenten je gaat gebruiken. ​
Vaak staat in de examenopdracht dat je een tegenargument moet geven. Je gaat na welk tegenargument je kunt geven en hoe je dit kunt ontkrachten. ​
Tot slot schrijf je de inhoud van je betoog in steekwoorden in het schrijfplan op.​
voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • doornemen van de theorie
  • opdracht ter beoordeling doorsturen
  • mailen om examen aan te vragen, geef duidelijk niveau 2F of 3 F aan!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen...oefenen...oefenen...

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenexamen Opdracht 3F

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bron 1

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bron 2

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

betogende tekst

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen...oefenen...oefenen...

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2F

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het artikel

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beoordeling

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies