Toets Elektriciteit

• NASK
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Proefwerk H3 Elektriciteit

Rekenmachine mag je gebruiken.

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren. Welke stof is een isolator?

1. Aluminium
2. rubber
3. Lood
4. Ijzer

Welke stof is een geleider?

1. Hout
2. papier
3. Glas
4. koolstof

1. 1 en 4 zijn van isolerend materiaal
2. 2, 5, 6 zijn van isolerend materiaal
3. 1,3,6 zijn van isolerend materiaal
4. 2,4,5 zijn isolerend materiaal

Elk onderdeel van een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij? De batterij:

1. Levert de elektrische energie
2. meet de elektrische energie in de stroomkring
3. vervoert de elektrische energie
4. zet de elektrische energie om in warmte

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?

1. ampere
2. volt
3. watt
4. kilo-watt-uur

In een stroomkring heb je een spanningsbron nodig.
Welke van de volgende apparaten is een spanningsbron?

1. accu
2. lampje
3. schakelaar
4. stroomdraad

4 batterijen van 6 volt worden in serie geschakeld. Deze combinatie levert een spanning van:

1. 1.5 V
2. 6 V
3. 12 V
4. 24 V

Jeroen heeft een fietslampje van 3V. Hij sluit het aan op een spanning van 12V. Wat zal er gebeure?

1. Het lampje zal doorbranden
2. Het lampje zal fel branden
3. Het lampje zal niet branden
4. Het lampje zal zwak branden

Welke uitspraak over parallelschakelingen is waar?
In een parallelschakeling:

1. branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
2. is de stroomsterkte altijd overal even groot
3. komen geen vertakkingen voor
4. kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen

1. Het zijn allebei parallelschakelingen
2. het zijn allebei serieschakelingen
3. Schakeling 1 is parallelschakeling en 2 is een serieschakeling
4. Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling

Carlo draait lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere twee lampjes?

1. Lampje 1 gaat uit en lampje 3 blijft branden
2. Lampje 1 blijft branden en lampje 3 gaat uit
3. Lampje 1 en 3 blijven allebei branden
4. Lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Welk symbool gebruik je voor een spanningsmeter?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Elektrische stroom vervoert energie. Hoeveel energie hangt af van de spanning en de stroomsterkte. Wat is waar?

1. Als je de stroom inschakelt komt vervoer van energie opgang
2. Als je de stroom uitschakelt is de spanning verdwenen
3. Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage.
4. Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie wordt vervoerd

Uit een stopcontact komt een spanning van 320 volt

1. waar
2. niet waar

Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:

1. vermogen = spanning + stroomsterkte
2. vermogen = spanning : stroomsterkte
3. vermogen = spanning x stroomsterkte
4. vermogen = spanning - stroomsterkte

Reken om: 5mA= ......A
0.85 A = .......mA

In het snoer van een magnetron zitten twee koperen draden. Waarom zijn deze draden van koper en niet van kunststof?

Leg uit waarom beide koperen draden van de magnetron omhuld zijn met kunststof

Je ziet een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke plek(ken) kun je de stroommeter plaatsen? Licht toe

Je ziet hier een fietsdynamo waarop 2 lampjes geschakeld zijn. Wat voor schakeling is dit?

1. Serie schakeling
2. Parallelschakeling

Is dit de beste manier om de verlichting op een fiets aan te sluiten? Licht je antwoord toe

Een batterij en een dynamo zijn allebei spanningsbronnen. Leg uit wat het verschil is tussen beide spanningsbronnen