6.1 - Afschrijving en toegevoegde waarde

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet hoe je de waardevermindering van kapitaalgoederen berekent.
  2. Je weet wat een bedrijfskolom is.
  3. Je kunt de toegevoegde waarde berekenen aan de hand van een bedrijfskolom.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet hoe je de waardevermindering van kapitaalgoederen berekent.
  2. Je weet wat een bedrijfskolom is.
  3. Je kunt de toegevoegde waarde berekenen aan de hand van een bedrijfskolom.

Slide 1 - Tekstslide

Investeren
Bedrijven investeren geregeld in nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines en bedrijfsauto's. Dat gebeurt bijvoorbeeld als het bedrijf groeit of uitbreidt.

Deze kapitaalgoederen moeten ook geregeld vervangen worden. Auto's en machines gaan niet oneindig mee. Ze hebben een "levensduur". Je moet er als bedrijf dus voor zorgen dat je, zodra de levensduur op is, genoeg geld hebt om bijvoorbeeld een nieuwe auto of machine aan te schaffen.

Slide 2 - Tekstslide

Afschrijving
Om er voor te zorgen dat het bedrijf genoeg geld heeft om nieuwe kapitaalgoederen te kopen als van de oude kapitaalgoederen de levensduur is bereikt, schrijven bedrijven de waarde elk jaar af. Dit noemen we afschrijven.

Voorbeeld: Je koopt een bedrijfsauto van € 10.000. Over vijf jaar wil je een nieuwe bedrijfsauto kopen. Je schrijft dan € 10.000 : 5 jaar = € 2.000 per jaar af.

Slide 3 - Tekstslide

Probeer het nu zelf eens.

Stel je koopt een kassa voor je winkel. Deze kassa heb je gekocht voor € 2.500. Je verwacht dat je de kassa over 10 jaar moet vervangen. Wat schrijf je ieder jaar af?

Slide 4 - Open vraag

Restwaarde
Je hebt net de eerste stap gezien om de afschrijving te berekenen. We voegen nu iets extra's toe, namelijk de restwaarde.

De restwaarde is het bedrag wat je nog krijgt voor je kapitaalgoed op het moment dat je het vervangt. Bijvoorbeeld: ik schaf een bedrijfsauto aan voor € 12.000. Ik wil hier 5 jaar mee rijden en schrijf het dus in 5 jaar af. Ik verwacht daarna de bedrijfsauto nog te verkopen voor € 2.000.

De afschrijving bereken ik nu als volgt:
  1. Aanschafprijs - restwaarde, dus: € 12.000 - € 2.000 = € 10.000
  2. € 10.000 : levensduur, dus: € 10.000 : 5 jaar = € 2.000 per jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Probeer het nu zelf eens.

Stel je koopt een kassa voor je winkel. Deze kassa heb je gekocht voor € 2.500. Je verwacht dat je de kassa over 10 jaar moet vervangen. De restwaarde bedraagt € 500. Wat schrijf je ieder jaar af?

Slide 6 - Open vraag

Bedrijfskolom
De bedrijfskolom vertelt welke weg een product aflegt voordat het in de winkel terecht komt. Bovenaan de bedrijfskolom staat het bedrijf dat de grondstof levert. Dit is een bedrijf uit de primaire sector. 

Elk geel vlak noemen we een schakel. Deze bedrijfskolom bestaat dus uit 6 schakels. Elke schakel draagt bij aan het maken / verbeteren van het product en draagt daardoor waarde bij. 

Slide 7 - Tekstslide

Maak zelf een kloppende bedrijfskolom van een wollentrui
Schapenhouderij
Spinnerij
Breifabriek
Textielfabriek
Boetiek

Slide 8 - Sleepvraag

Toegevoegde waarde
De waarde die elke schakel bijdraagt, noemen we de toegevoegde waarde

In dit voorbeeld zie je dat de hoogoven € 20 betaalt aan het bedrijf dat ijzerts delft en het product doorverkoopt aan de staalleverancier voor € 90. De hoogoven voegt dan € 90 - € 20 = € 70 aan waarde toe.

Slide 9 - Tekstslide


Bereken de toegevoegde waarde van de textielfabriek

Slide 10 - Open vraag

Einde nieuwe lesstof H6.1
Begrijp je de nieuwe lesstof van hoofdstuk 6 paragraaf 1? Tijd om te testen!

Slide 11 - Tekstslide

1. Kaasboer de Jong heeft een bestelwagen van € 12.900 die hij vijf jaar gebruikt. Bij inruil verwacht hij € 3.400 voor de bestelauto te krijgen.

Bereken de jaarlijkse afschrijving.

Slide 12 - Open vraag

2. Een bedrijf vervangt machines, apparaten of de inrichting om de zoveel tijd. Dat gebeurt niet alleen als ze versleten zijn. Wat voor reden kan een bedrijf hebben om bijvoorbeeld zijn computers of kassa's te vervangen terwijl die nog niet versleten zijn?

Slide 13 - Open vraag

3. Fabrikant van elektrische scooters QWIC schaft een assemblageband aan. Op die ban worden de scooters in verschillende stappen in elkaar gezet. De band kost € 75.000 en gaat naar verwachting zes jaar mee. De restwaarde is dan nog € 6.000.

Bereken de jaarlijkse afschrijving.

Slide 14 - Open vraag

4. Fabrikant van elektrische scooters QWIC schaft een assemblageband aan. Op die ban worden de scooters in verschillende stappen in elkaar gezet. De band kost € 75.000 en gaat naar verwachting zes jaar mee. De restwaarde is dan nog € 6.000.

Hoeveel is de assemblageband nog waard na twee jaar?

Slide 15 - Open vraag

5. Fabrikant van elektrische scooters QWIC schaft een assemblageband aan. Op die ban worden de scooters in verschillende stappen in elkaar gezet. De band kost € 75.000 en gaat naar verwachting zes jaar mee.

Hoeveel is de afschrijving per jaar als de restwaarde € 7.500 is?

Slide 16 - Open vraag

6. Bekijk de bedrijfskolom van scooters hiernaast. Je ziet steeds de verkoopprijs aan
het volgende bedrijf staan. De verkoopprijs aan de consument is € 1.290.

Hoeveel heeft de scooterfabriek aan waarde toegevoegd?

Slide 17 - Open vraag

7. Bekijk de bedrijfskolom van scooters hiernaast. Je ziet steeds de verkoopprijs aan
het volgende bedrijf staan. De verkoopprijs aan de consument is € 1.290.

Op welke manier voegt de scooterfabriek waarde toe?

Slide 18 - Open vraag

8. Bekijk de bedrijfskolom van scooters hiernaast. Je ziet steeds de verkoopprijs aan
het volgende bedrijf staan. De verkoopprijs aan de consument is € 1.290.

Ook de scooterwinkel zorgt voor toegevoegde waarde. Bedenk twee voorbeelden
van toegevoegde waarde door de scooterwinkel.

Slide 19 - Open vraag

9. Geef nog twee voorbeelden van onderdelen die de scooterfabriek kan inkopen bij toeleveringsbedrijven.

Slide 20 - Open vraag

10. Geef ook nog twee andere voorbeelden van diensten die bedrijven aan de scooterfabriek kunnen leveren.

Slide 21 - Open vraag

11. Waarom koopt de scooterfabriek sommige diensten liever in dan ze zelf uit te voeren?

Slide 22 - Open vraag

Oefenen
Opdracht 8, 9, 10 en 11 van bladzijde 180.

Klaar en wil je de opdrachten nakijken?

Slide 23 - Tekstslide