6.1 Produceren maar !

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 6.1

- Wat productiefactoren zijn

- Wat het verband is tussen toegevoegde waarde en de inkomens

- Hoe elk bedrijf in de bedrijfskolom waarde toevoegdt

- Het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren

- Hoe je de afschrijving berekent

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat heb je nodig om een product te maken (produceren)??

Slide 4 - Woordweb

Productiefactoren en beloning:


  1.   kapitaal                              rente
  2.   arbeid                                 loon   
  3.   natuur                                 pacht (huur)
  4.   ondernemerschap        winst


Slide 5 - Tekstslide

Productie

Arbeidsintensieve productie
Bij de productie wordt veel personeel gebruikt

Kapitaalsintensieve productie
Bij de productie worden veel kapitaalgoederen gebruikt

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een produkt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de toegevoegde waarde van een product?
De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.  
Het product wordt steeds meer geschikt voor gebruik.

Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.

Slide 10 - Tekstslide

Een bedrijf gaat de producten meteen online verkopen. De bedrijfskolom wordt..
A
Korter
B
Langer

Slide 11 - Quizvraag

2 bedrijven gaan samen verder (fusie). En voegen hun activiteiten samen. De bedrijfskolom wordt..
A
Korter
B
Langer

Slide 12 - Quizvraag

Restwaarde en afschrijving

Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.).

Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.


Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:

Aanschafprijs - Restwaarde
-----------------------------------
Aantal gebruiksjaren

Slide 13 - Tekstslide

Noem de 4 productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 14 - Quizvraag

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 15 - Quizvraag

aanschafprijs - restwaarde
---------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een afschrijving (als je kijkt naar de waarde van b.v. machines)?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 18 - Quizvraag

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 19 - Quizvraag

1

Slide 20 - Video

00:00
Veenlanders het filmpje wat je zojuist heb gezien is een........
A
kapitaalintensieve productie
B
Arbeidsintensieve productie

Slide 21 - Quizvraag

Na deze les wil ik,
A
de uitleg nog 1 keer horen
B
meer voorbeelden krijgen
C
meer oefeningen maken
D
overgaan naar nieuwe leerstof want dit ken ik

Slide 22 - Quizvraag

kun jij uitleggen hoe
- Wat productiefactoren zijn
- Wat het verband is tussen toegevoegde waarde en de inkomens
- Hoe elk bedrijf in de bedrijfskolom waarde toevoegdt
- Het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren
- Hoe je de afschrijving berekent

Slide 23 - Tekstslide