Quiz thema 6

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

discriminatie

Slide 2 - Woordweb

Thema 6.1 Discriminatie en kenmerken 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is discriminatie?
A
Als de coach Boudewijn wisselt tijdens een prof wedstrijd
B
Als oma Beppie ruzie maakt met de buren
C
Het maken van onderscheid
D
Als iemand recht op een gelijkwaardige behandeling heeft

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van discrimineren?
A
Ras, huidskleur, afkomst en seksuele voorkeur.
B
Vinden ze leuk.
C
Als je iemand niet mag.
D
Leeftijd en burgerlijke staat.

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn vormen van discrimineren?
A
direct en indirect
B
bewust en onbewust
C
negatief en positief
D
interactie en wisselwerking

Slide 6 - Quizvraag

Wat is positieve discriminatie?
A
Als Emre eindelijk betaald bij de supermarkt.
B
Een product van een multiculturele samenleving.
C
Als iedereen even lang word.
D
Dat er meer politiemannen zijn dan vrouwen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is bewuste discriminatie?
A
Wanneer de stelling van Pythagoras hier niets mee te maken heeft.
B
Wanneer je niet direct doorhebt dat je iemand hebt gekleineerd.
C
Wanneer je iemand bewust een minderwaardigheidsgevoel aanpraat
D
Als Hidde zegt dat Colin helemaal geen FIFA kan, terwijl hij een E-sporter is.

Slide 8 - Quizvraag

Thema 6.2 discriminatie binnen de sport

Slide 9 - Tekstslide

Achtergestelde groepen binnen de sport :
A
Jongeren, mensen met een beperking, autochtonen, mensen met een andere seksuele voorkeur.
B
Vrouwen, mensen met een beperking, allochtonen, mensen met een andere seksuele voorkeur.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is discriminatie?
A
Beledigen
B
Het achterstellen van bepaalde culturen
C
Het maken van onderscheid

Slide 11 - Quizvraag

Binnen de sport zijn steeds meer ontwikkelingen te zien die wijzen op concentratie bij allochtonen.

Welke stelling klopt niet?
A
Ontstaan van eigen allochtone sportclubs
B
De sportverenigingen gaan meer allochtonen bij autochtonen bij elkaar zetten

Slide 12 - Quizvraag

Waarom stoppen homo's of beginnen ze helemaal niet aan sport?
A
Negatieve beeldvorming omdat je met andere mannen bent.
B
Mogen niet wegens seksuele voorkeur.

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel procent van de mensen met een lichte handicap sporten minimaal 12 keer per jaar?
A
82%
B
69%
C
34%
D
54%

Slide 14 - Quizvraag

Thema 6.3 De antidiscriminatiecode voor sport

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer is de algemene leden vergadering van NOC*NSF de Gedragscode ter voorkoming en bestrijding van discriminatie in de sport vastgesteld?
A
1990
B
1994
C
1988
D
1969

Slide 16 - Quizvraag

Welk antwoord is fout bij de Gedragscode ter voorkoming&bestrijding van discriminatie in de sport?
A
Contributies
B
Boetes/schorsing
C
Gedragsregels en voorschriften
D
Kaderfuncties

Slide 17 - Quizvraag

Wat houdt de code in?
A
De discriminatie en racisme in veiligheid
B
De wettelijke regels ten aan zien van discriminatie en gelijke behandeling
C
De discriminatie en racisme tegen gaan

Slide 18 - Quizvraag

Welk antwoord is juist als sportleider als het gaat over discriminatie?
A
Creëert een sfeer van openheid
B
Blijft attent
C
Neemt maatregelen als gesprek niet helpt
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Thema 6.4 Geweld binnen de sport

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat gebeurde er op 29 mei 1985?
A
Heizeldrama
B
Tweede wereldoorlog
C
Natuurramp
D
Hel van 63

Slide 22 - Quizvraag

Waarom is er een toename gekomen bij geweld in sport?
A
Door de Tweede wereldoorlog
B
Door extreme vechtsporten op tv
C
Door New kids
D
Doordat de economie veranderd binnen ons land

Slide 23 - Quizvraag

Wat houdt de theorie van Lorentz in?
A
Bij sport komt frustratie kijken wat leidt tot agressie en geweld
B
Dat veel kinderen meer geweld gebruiken
C
Dat tijdens voetbal steeds meer op mekaar geschopt wordt
D
Agressieve mensen kiezen voor agressieve sport als uitlaatklep

Slide 24 - Quizvraag

Wat bestrijdt voetbalvandalisme?
A
Dat de scheids een rode kaart geeft
B
Inzet van de politie en ME
C
Een stadion verbod
D
Dat er tijdens een uitwedstrijd geen supporters mee mogen waardoor er rust in het stadion ontstaat

Slide 25 - Quizvraag

Wat houdt de sociale leertheorie in?
A
Dat je goed leert voor school en hoge cijfers haalt
B
Dat je leert van de fouten die je maakt in het leven
C
Ervaren en zien van geweld, leidt tot geweld
D
Tegenwoordig zijn er veel straatgevechten in Polen

Slide 26 - Quizvraag

Thema 6.5 relatie tussen sport en geweld

Slide 27 - Tekstslide

Agressievere mensen gebruiken agressievere sporten als een uitlaat klep. Eens of niet eens, leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open vraag

Wat zijn de 3 belangrijkste theorieën die het verband tussen sport en geweld proberen te verklaren?
A
Theorie van Lorentz
B
Frustratie theorie
C
Verband theorie
D
Sociale leertheorie

Slide 29 - Quizvraag

Noem 3 sportspecifieke verklaringen van agressie

Slide 30 - Open vraag

Benoem 3 maatschappelijke verklaringen van agressie

Slide 31 - Open vraag

Waar ligt jouw grens met agressie in de sport?

Slide 32 - Open vraag

Thema 6.6 supporters geweld 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Wat zijn belangrijke aspecten over geweld?
A
Gewelddadige gedrag geeft een kick
B
Geweld zit gewoon in de mens
C
Gewelddadig gedrag geeft aanzien binnen groep
D
Geweld is gewoon leuk hihi

Slide 35 - Quizvraag

Wat zijn enkele maatregelen bij vandalisme en hooliganisme?
A
Stadionverbod
B
Persoonsgebonden clubcard
C
Op de koffie met Mark
D
In de hoek staan

Slide 36 - Quizvraag

Hoe zien de hooligans het op tv komen na een supportersgeweld?
A
Ze voelen het als een beloning
B
Boeit hun niks
C
Vinden het eng

Slide 37 - Quizvraag

Wat zijn meer genomen maatregelen?

Slide 38 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van voetbalvandalen achtergrond?
A
Aangeleerd door vrienden die het al deden
B
Geen icon packen
C
Huiswerk mee krijgen op een vrijdag

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide