TaalCompleet B1 thema 1 herhaling
1 / 26
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat doen de kinderen?
Slide 4 - Open vraag
Wat doet de vrouw?
Slide 5 - Open vraag
Wat doet deze man?
Slide 6 - Open vraag
Wat doen deze mannen?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Tijdens mijn studie ga ik 6 maanden stage .............
A
krijgen
B
nemen
C
lopen
D
hebben
Slide 9 - Quizvraag
Het is al 12 uur en ik heb nog niet ontbeten. Nu ............ ik heel veel honger!
A
krijg
B
heb
C
wil
D
ben
Slide 10 - Quizvraag
Morgen doe ik voor de derde keer rijexamen. Ik hoop dat ik eindelijk mijn rijbewijs ga .................
A
halen
B
krijgen
C
hebben
D
doen
Slide 11 - Quizvraag
Ahmed werkt bij de NS. Hij ......... al 12 jaar in dienst bij deze organisatie.
A
heeft
B
komt
C
is
D
blijft
Slide 12 - Quizvraag
Mijn moeder ... zich zorgen over de gezondheid van mijn oma.
A
heeft
B
is
C
maakt
D
doet
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat vind je leuk?
Maak een zin met "om te".
Maak een zin met "om te".
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
1. Tom was heel ........ ...... de cursus.
Hij vond dat hij veel leerde.
Hij vond dat hij veel leerde.
A
depressief met
B
ideaal voor
C
enthousiast over
D
populair met
Slide 17 - Quizvraag
2. Dit is een ..... boek als je nieuwe woorden wil leren.
A
stabiel
B
direct
C
ideaal
D
eenzaam
Slide 18 - Quizvraag
3. Als je een bedrijf hebt, moet je veel ..... doen voor de belastingdienst
A
recht
B
administratie
C
manager
D
uitdaging
Slide 19 - Quizvraag
4. Het is een goede ..... om elke dag een half uur te wandelen.
A
gewoonte
B
talent
C
karakter
D
milieu
Slide 20 - Quizvraag
5. Als de docent een fout maakt,
moet ze dat gewoon ...
moet ze dat gewoon ...
A
ontstaan
B
opgeven
C
toegeven
D
een rol spelen
Slide 21 - Quizvraag
7. ... het slechte weer is er vandaag
geen voetbalmatch.
geen voetbalmatch.
A
ondanks
B
in verband met
C
onder leiding van
D
contact opnemen met
Slide 22 - Quizvraag
8. Het ... in Nederland bestaat uit veel bossen.
A
landschap
B
woestijn
C
onderdeel
D
ruimte
Slide 23 - Quizvraag
14. Maak een zin met het woord 'vertrouwen' in de voltooide tijd.
Slide 24 - Open vraag
14. Maak een zin met het woord 'aanraken' in de voltooide tijd.
Slide 25 - Open vraag
14. Maak een zin met het woord 'oprapen' in de voltooide tijd.
