dag 6

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

de douche
  • een voorwerp met kleine gaatjes waar water uitkomt om je onder te wassen.
  • er zijn verschillende soorten.
  • Zin: Je moet iedere dag onder de douche, dan ben je schoon en fris.
  • Zin: In onze douche staat ook een wastafel en een toilet.

Slide 2 - Tekstslide

liever
  • Als je iets of iemand fijner vind dan iets/ iemand anders.
  • Ik eet liever kaas dan jam.
  • Zin: Wij gaan liever naar de bioscoop dan naar school.
  • Zin: Ik vind mijn zus liever dan mijn broer.

Slide 3 - Tekstslide

de radio
  • een toestel waar muziek uitkomt..
  • Zin: Ik luister elke dag naar de radio, naar zender 538.
  • Zin: Op de radio kun je verschillende soorten muziek horen.

Slide 4 - Tekstslide

vrolijk
  • blij.
  • lachen.
  • Zin: Mijn kleine zusje wordt heel vrolijk van muziek.
  • Zin: Wij zijn heel vrolijk, wij lachen heel veel.

Slide 5 - Tekstslide

lekker

  • iets wat je graag eet
  • iets fijns
  • prettig of aangenaam.
  • Zin: Ik heb heel erg lekker geslapen.
  • Zin: Wij vonden het eten wat oma heeft gemaakt erg lekker.

Slide 6 - Tekstslide

ik vind spinazie lekker

Slide 7 - Poll

Welke zin met het woord de douche is goed?
A
Ik gebruik het douche om mij te wassen.
B
Iedereen heeft thuis een douche.
C
De douche heeft alleen koud water.
D
De douche is een kleine ruimte in je huis.

Slide 8 - Quizvraag

Zoek een foto van een radio

Slide 9 - Open vraag

In welke zin is het woord
vrolijk
goed gebruikt?
A
Ik vrolijk worden van lekker eten..
B
Als ik vrolijk ben kijk ik boos.
C
Als ik iets leuk vind, word ik daar vrolijk van.

Slide 10 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
liever.

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Mijn moeder zegt dat ze ............. thuis blijft

Slide 13 - Open vraag

Mijn opa en oma hebben een hele oude ........ bovenop de kast staan

Slide 14 - Open vraag

Mijn vriend vindt shoarma erg .......

Slide 15 - Open vraag

Wij hebben in ons huis geen bad, maar wel een ...........................

Slide 16 - Open vraag

Mijn vader wordt erg ................. als hij een voetbalwedstrijd ziet

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de douche, lekker, liever, de radio en vrolijk

Slide 18 - Tekstslide