Brugklas: Leestekens en zinsdelen

Leestekens 

Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leestekens 

Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
  • Je weet wanneer je een komma moet plaatsen.
  • Je weet wanneer je een dubbele punt moet plaatsen.
  • Je kunt aanhalingstekens op de juiste plek in een zin
      plaatsen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.

= komma tussen twee PV's

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.

= opsomming

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

, wat ga je doen?

= komma na een uitroep

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.

= komma voor een verbindingswoord

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.

= dubbele punt voor een opsomming

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"

= dubbele punt voor een citaat
+ aanhalingstekens

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
  • Directe rede
     = wat iemand letterlijk zegt
     = een citaat

    De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
    "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
    "Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre kun je nu komma's goed in een zin plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre kun je nu een dubbele punt goed plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre kun je aanhalingstekens juist plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Zinsontleding: zinsdelen benoemen.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
  • Doe-zinnen
  • Persoonsvorm + andere ww
  • Splitsbare werkwoorden: 
Hij ruimt de kamer op.
Zij valt de taart aan.
  • 'Te' en 'aan het' horend bij het ww: 
aan het zoeken, uit te lachen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter heeft aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 22 - Tekstslide

Wijs iemand aan
Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
Stap 3: welke woorden kunnen voor de persoonsvorm staan? Verander de volgorde van de zin.

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

Slide 26 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.
Oefening
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

...... | heeft | .................................| gegeven.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft| aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
  • Stap 1: zoek de persoonsvorm.

  • Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde. Het volledige wwg is één zinsdeel

  • Stap 3: verander de volgorde binnen de zin. Alles dat voor de persoonsvorm staat of kan staan, is een zinsdeel.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Uit welke zinsdelen bestaan deze zinnen?
Je mag i.p.v. (schuine) strepen ook punten zetten om de zinsdelen aan te geven.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De baby slaapt zacht

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de middag probeerde hij te leren

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De harige spin weefde het mooiste web

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het terras valt de plant opeens om

Slide 36 - Open vraag

Moeilijk, want een splitsbaar werkwoord en een dubbelzinnige zin. 
Samenvattend
Zinsdelen zijn woorden in een zin die bij elkaar horen

Drie stappen: zoek de persoonsvorm, zoek de rest van het wwg, probeer welke (groepjes) woorden vóór de persoonsvorm kunnen staan.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Langere zin, meer zinsdelen?
Bo kan hard slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Langere zin, meer zinsdelen?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Langere zin, meer zinsdelen?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo | slaat | nog veel harder

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre kun je nu een zin in zinsdelen verdelen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies