Symbolisme, DADA et Surréalisme 1870 - 1966

La Belle Époque 
(1875 - 1914)
La Belle Époque is een periode uit de geschiedenis van Frankrijk die gekenmerkt werd door algemene welvaart, een enorme ontplooiing van de kunsten en wetenschappen en een grote mate van maatschappelijke rust.
De Belle Époque ging gepaard met een opleving van handel, verkeer en tourisme tussen verschillende Europese staten.
Het is de ook periode waarin de eerste wereldtentoonstellingen worden georganiseerd.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

La Belle Époque 
(1875 - 1914)
La Belle Époque is een periode uit de geschiedenis van Frankrijk die gekenmerkt werd door algemene welvaart, een enorme ontplooiing van de kunsten en wetenschappen en een grote mate van maatschappelijke rust.
De Belle Époque ging gepaard met een opleving van handel, verkeer en tourisme tussen verschillende Europese staten.
Het is de ook periode waarin de eerste wereldtentoonstellingen worden georganiseerd.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wereldtentoonstellingen
Die wereldtentoonstellingen waren gigantische evenementen die een enorm oppervlak in beslag namen en die een half jaar open bleven voor het publiek en jaren van intensieve voorbereidingen vereisten. Elk participerend land had er zijn eigen paviljoen (prachtige bouwwerken) waar de meest opzienbarende recente ontwikkelingen op velerlei gebied werden getoond. Het was de tijd waarin er qua expositieruimten geëxperimenteerd werd met bouwwerken van ‘fonte et verre’ zoals het indrukwekkende Chrystal Palace dat in 1851 verrees in het Hyde Park (Londen) voor de allereerste wereldtentoontstelling en het Grand Palais des Beaux-Arts dat in Parijs wordt gebouwd vooruitlopend op de wereldtentoonstelling van 1900. Veel bouwwerken werden, vanwege het tijdelijke karakter, na de wereldtentoonstellingen weer afgebroken, maar er is ook veel bewaard gebleven. 

Slide 3 - Tekstslide

Les expositions universelles de 1889 & 1900 à Paris
L'Exposition universelle de Paris de 1889 est la dixième Exposition universelle organisée. 
Son thème est la Révolution française, dans le cadre du centenaire de cet événement. 
C'est à l'occasion de cette Exposition commémorative que la tour Eiffel est construite.

L'Exposition universelle de 1900 est la cinquième exposition universelle organisée à Paris.
Manifestation emblématique de la Belle Époque et de l'Art nouveau, elle lègue à Paris plusieurs bâtiments dont le Petit Palais et le Grand Palais. Le thème est « Bilan d'un siècle ». 
Victor Guimard a 33 ans lorsqu’il est choisi par le président de la Compagnie des chemins de fer métropolitain de Paris (C.M.P) pour dessiner les bouches d’entrée du métro, le tout nouveau moyen de transport qui sera mis en service pour l’exposition universelle de 1900.

Slide 4 - Tekstslide

We waren gebleven bij het Naturalisme
Een periode waarin schrijvers onder aanvoering van Émile Zola de werkelijkheid van de sociale onderklasse beschrijven. Naturalisten dienen zich volgens Zola te gedragen als wetenschappers die een experiment doen. Ze geloven in het principe van het determinisme, dat inhoudt dat een mens gevormd wordt door zijn genen alsook door de omstandigheden waaraan hij blootgesteld wordt.

Slide 5 - Tekstslide

Le Symbolisme 
(1880 - 1910)
 Symbolisten verzetten zich tegen de wetenschappelijke benadering van het realisme en het naturalisme. En ook tegen het bestaan van een objectieve werkelijkheid.

Zij geloven juist in het bestaan van een wereld buiten de empirisch waarneembare, reële wereld. 
Verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie worden centraal gesteld en hun vormtaal is symbolisch. Het symbool wordt een waarneembaar teken dat verwijst naar een niet-waarneembare wereld.
 
Het symbolisme kenmerkt zich door een sterke hang naar het verleden en een gerichtheid op het onderbewuste, het onverklaarbare. Innerlijke en irrationele ervaringen worden belangrijk, met de nadruk op droomwerelden en de dood.

Slide 6 - Tekstslide

Fin de siècle
Er heerst een alom tegenwoordig fin de siècle-gevoel
 enerzijds is er het goede leven van toegenomen welvaart bij sommigen, het feestelijke en frivole van de belle époque, het geloof in een toekomst die alleen maar beter kan worden door de sterke ontwikkeling van wetenschap en techniek, en anderzijds heerst er angst voor wat komen gaat, is er fascinatie voor verval en dood, de neiging tot decadentisme en weltschmerz. 

Slide 7 - Tekstslide

Retour au Romatisme
Het Symbolisme wortelt namelijk in de Romantiek, de periode voor het Réalisme.  De symbolisten wijzen het Realisme en Naturalisme zoals gezegd nadrukkelijk af. Hun grote held is een  schrijver uit de late Romantiek.  Jullie herinneren je misschien nog de naam van Charles Baudelaire, schrijver van de dichtbundel Les Fleurs du Mal.
Baudelaire kun je gerust de eerste moderne schrijver van zijn tijd noemen en hij was tevens een opvallende figuur. Hij verliest als jonge jongen zijn vader en zijn stiefvader belichaamt alles waar hij een hekel aan heeft. Hij maakt kennis met hasj en opium en leeft als een bohémien in Parijs. Hij heeft de reputatie van een dandy. Een omschrijving van een tijdgenoot omschrijft de dandy als een volstrekt onafhankelijke figuurlijk die zich afzet tegen alles dat neigt naar middelmatigheid en uniformiteit. 
En die jas past Baudelaire wel. 
Het eerste en belangrijkste gedeelte van Les Fleurs du Mal heet Spleen et Idéal (Spleen en Ideaal). Vijfentachtig van de honderdzesentwintig gedichten (het meerendeel sonnetten) behoren tot deze cyclus. De titel is belangrijk. Baudelaire is immers dé dichter van de spleen, een aan depressie grenzende de zwaarmoedigheid die bij hem het karakter krijgt van een existentiële ennui (verveling) die zo zwaar is het verlammend werkt. Echter, Baudelaire is ook de dichter van het Ideaal, van het streven naar perfectie. 

Slide 8 - Tekstslide

Spleen
Dichters van zijn tijd, wier gedichten vol staan met engelen, vage liefdes en dromen tussen de korenbloemen, zijn geschokt over de gewaagde gedichten van Baudelaire die het straatleven van Parijs beschrijft in plaats van lyrisch te verhalen over een tragische of onmogelijke liefde.
Er werd zelfs een proces tegen hem aangespannen voor godslastering en obsceniteit bij het uitbrengen van Les Fleurs de Mal (de Bloemen van het Kwaad). Sommige gedichten mogen tot 1949 niet herdrukt worden.
Baudelaire provoceert met zijn beschrijvingen van het nachtleven in Parijs, maar hij lijdt ook onder de middelmatigheid, de uitzichtloosheid van het aardse bestaan. De mens is in zijn ogen gevangen tussen goed en kwaad, tussen zijn onvermogen om aan het slechte te ontsnappen en zijn verlangen naar een ideale wereld waarin de geest ontsnapt aan de tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Idéal
Baudelaire is overtuigd van het feit dat er achter de zichtbare schijnwerkelijkheid een spirituele, Hogere werkelijkheid schuilgaat. De wereld zoals wij hem kennen is slechts een afspiegeling van hogere werkelijkheid. Hij ziet kunst en poëzie als een mogelijk medium tussen het aardse en het hogere waarnaar hij verwijst in de vorm van symbolen en metaforen.
In die zin is Baudelaire een voorloper van het Symbolisme.

Slide 10 - Tekstslide

Les poètes maudits
De term poète maudit komt van de titel van een werk van Paul Verlaine getiteld Les Poètes Maudits, een eerbetoon aan de Parnasse, een redelijk onbekende groep dichters die zich  tegen het Romantisme keerde in de zin dat aanhangers van de Parnasse vonden dat de kunst geen maatschappelijk, economisch, sociaal of politiek doel hoefde na te streven. 
Daar komt de term L’art pour L’art vandaan (kunst om de kunst). 
Un poète maudit désigne en général un poète qui, incompris dès sa jeunesse, rejette les valeurs de la société, se conduit de manière provocante, dangereuse, asociale ou autodestructrice (en particulier avec la consommation d'alcool et de drogues), rédige des textes d'une lecture difficile et qui meurt avant que son génie ne soit reconnu.
Verlaine en Rimbaud vonden ook in dat opzicht een voorbeeld in hun voorganger Baudelaire. 

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 1 op p.86/87 van je literatuurboek

Slide 12 - Tekstslide

Een sprong voorwaarts
naar het Parijs van 1920 ...
Zijn ze DADA geworden daar?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Video

Le Dadaïsme - alles is kunst, niets is kunst
Dada is een internationale artistieke beweging die zich afzet tegen de verschrikkingen van WO I. De beweging ontstaat in Zürich in 1916 waar gevluchte schrijvers en kunstenaars zich hebben verzameld. De stijlnaam Dadaïsme is afgeleid van ‘dada’ , het stamelwoordje van een klein kind. De dadaïsten stelden zich ten doel de zinledigheid (ontbreken van zin) van de moderne maatschappij aan de kaak te stellen. Ze streven naar een totale bevrijding van het individu en van de heersende conventies binnen de kunstwereld door readymade artikelen te presenteren als kunst. Het meest bekende voorbeeld uit de beeldende kunst is het urinoir van Marcel Duchamp uit 1917 dat hij R.Mutt signeert (hij had het gekocht bij de forma J. L. Mott Iron Works in New York), op zijn kop hangt en presenteert onder de naam Fountain.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Tristan Tzara
Één van de leiders van de dadabeweging is de Frans-Roemeense dichter Tristan Tzara. In 1919 vestigt hij zich in Parijs en wordt de spil van de dadabeweging die door een breuk met de Franse schrijver André Breton in 1920 overgaat in het Surréalisme. Tzara geeft tijdschriften uit, organiseert voorstellingen en exposities en formuleert de uitgangspunten van de dadabeweging in een aantal manifesten.  

Maak opdrachten 4 en 5 uit je literatuurboek op p.88/89.

Slide 17 - Tekstslide

Wat weet je al
van het surrealisme?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Video

Le Surréalisme
Onder invloed van de dadabeweging is de traditionele manier van kijken naar en denken over kunst op losse schroeven komen te staan. De teleurstelling over de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog doen een nieuwe wind waaien. Kunst wordt een manier om bestaande overtuigingen te onderzoeken en op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. 
De surrealisten onderzoeken de grenzen van het onderbewuste. 
Geïnspireerd door de ideeën van Sigmund Freud stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom centraal. Surrealisten proberen hun fantasie zo veel mogelijk de vrije loop te laten. Ze schilderen bijvoorbeeld droombeelden. Automatisch tekenen en schrijven is ook een manier om het onderbewuste te tonen. 
In teksten wordt vrij geassocieerd.

Slide 20 - Tekstslide

Le cadavre exquis
Dit is een favoriet spelletje van de surrealisten. 
Ze zoeken naar nieuwe manieren om kunstwerken te laten ontstaan. In le cadavre exquis moeten 5 deelnemers om beurten een zinsdeel noteren zonder dat ze zien wat de vorige deelnemer heeft geschreven. Vooraf is alleen de volgorde van de woordsoorten bepaald. Hierdoor ontstaan zinnen als : “ Le cadavre exquis boira le vin nouveau” die volledig losstaan van een rationele werkelijkheid.  Vervolgens probeerden ze de op deze manier ontstane zinnen te verbeelden in een tekening.

Slide 21 - Tekstslide

Guillaume Apollinaire
Guillaume Apollinaire overlijdt voordat het Surrealisme een vlucht neemt, maar hij bedenkt de term Surrealisme.

Hij is ook de bedenker van het CALLIGRAMME, het beeldgedicht:
Hij gebruikt typografie en layout om een vorm/afbeelding te creëren die past bij het onderwerp van het gedicht.

Kijk maar eens naar het gedicht hiernaast dat over een kat gaat en de vorm heeft van een kat.

op p.91 van je literatuurboek vind je ook een calligramme. Het gedicht dat je daar ziet afgebeeld heet regen, en het is verticaal geschreven in de vorm van een regenvlaag.

Maak opdrachten 7 en 8 op p. 92/93 van je literatuurboek 

Slide 22 - Tekstslide

In de laatste les literatuurgeschiedenis
L’Existentialisme 
L’Absurdisme

Heb je al een idee welk werk, gekoppeld aan een literaire stroming je in trimester 3 zou willen lezen?

Waar zou je meer van willen weten?
Na de volgende les heb je alle stromingen gehad. Je kunt dan je keuze maken. 

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen literatuurgeschiedenis
  • Politieke, religieuze, economische en sociale omstandigheden per periode kunnen beschrijven en kunnen aangeven hoe die omstandigheden van invloed waren op de literatuur uit die tijd
  • ontwikkeling van de taal in de loop der tijd kunnen beschrijven en de invloed van die ontwikkeling op de literatuur (in de MA bijvoorbeeld verschil langue d'oc en langue d'oil; in de Renaissance werd de Franse taal verrijkt met klassieke en Italiaanse elementen om de taal de status van het Latijn te geven)
  • literaire genres met bijbehorende kenmerken kunnen noemen 
  • belangrijkste schrijvers en hun werken kunnen benoemen   
  • bronteksten kunnen herkennen aan specifieke kenmerken en kunnen plaatsen in een historisch literaire periode of een literaire stroming 

Slide 24 - Tekstslide