Engels les 1: familie, kleuren, dagen, dieren

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

ENGELS

What are we doing today?

- introduce yourself (onszelf voorstellen)

- learn about family (leren over je familie)

- the days of the week (de dagen van de week)

- a little test about animals (een test over dieren)

- a little test about colours (een test over kleuren)

Welke Engelse woordjes die met familie te maken hebben ken je al?

Lees de tekst. Geef daarna antwoord op de vragen

Hi, my name is Darren.

I am sixteen years old and I live in Bergen.

I live with my father, sister and two brothers.

We all have dark hair.

But my sister and I have long hair.

I like basketball. I play four times per week.

On Monday, Tuesday, Thursday and Saterday.

Well, see you later!

Read and fill in (goed lezen en zelf invullen)

Hi, my name is .....

I'm .... years old 

I live in......

I live with my father/mother/sister/brother

I have dark/blond hair.

I have short/long hair.

Hoe heten je ouders in het Engels?

1. Olders
2. Elders
3. Pairants
4. Parents

Vertaal:
oom

1. Ome
2. Onkel
3. Uncle
4. Unkol

Vertaal:
Kleindochter

1. grandson
2. granddaugter
3. granddaughter
4. grandaughter

Vertaal:
stiefmoeder

1. stepmother
2. stephmother
3. stepmoter
4. stephmoter

Vertaal: broer

1. Bro
2. Brother
3. Broether
4. Brather

maandag

Dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

Zondag

Monday

Tuesday

Wednesday

Thursday

Friday

Saturday

Sunday

Dog

Cat

Rabbit

parakeet

goldfish

Wat is "kikker" in het Engels?

1. lizard
2. snail
3. snake
4. frog

Welke dieren ken je in het Engels?

Wat is 'hond' in het Engels?

1. Cat
2. Elephant
3. Dog
4. Goat

Wat is 'varken' in het Engels?

1. Pig
2. Frog
3. Monkey
4. Dog

Wat is "koe" in het Engels?

1. cow
2. couw
3. caw
4. coow

Wat betekent het woord
"pets"?

1. dieren
2. huisdieren
3. petten
4. vee

blauw is in het Engels

1. Purple
2. Black
3. Blue
4. Green

Wat is 'oranje' in het Engels?

1. Blue
2. Green
3. Orange
4. Yellow

Wat is 'rood' in het Engels?

1. Blue
2. Green
3. Red
4. Yellow

Wat is 'groen' in het Engels?

1. Blue
2. Green
3. Orange
4. Yellow

What dit we learn today?

- introduce yourself (onszelf voorstellen)

- learn about family (leren over je familie)

- the days of the week (de dagen van de week)

- a little test about animals (een test over dieren)

- a little test about colours (een test over kleuren)