WEBB 1.8 t/m 1.11

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is welvaart?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het verschil tussen welvaart in enge en in ruime zin?

Slide 4 - Open vraag

Welvaart
Welvaart:
De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien

  • Lage welvaart:
  • Je kunt jezelf weinig van behoeften voorzien


  • Hoge welvaart:
  • Je kunt jezelf van veel behoeften voorzien



Slide 5 - Tekstslide

Werken of vrije tijd?
Men maakt keuzes tussen werken en vrije tijd
Beide keuzes kunnen leiden tot een verhoogde welvaart

Slide 6 - Tekstslide

Wie horen er bij de beroepsgeschikte bevolking (potentiele beroepsbevolking)

Slide 7 - Open vraag

Wie horen er bij de beroepsbevolking?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Welke groepen behoren tot de niet-actieven (niet-beroepsbevolking)?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Participatiegraad
  • Het deelnemingspercentage of de participatiegraad geeft aan hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking zich aanbiedt op de arbeidsmarkt.
  • De beroepsgeschikte bevolking zijn alle personen die volgens de maatschappelijke opvatting de leeftijd hebben dat ze zouden moeten/kunnen werken.
  • Met de participatiegraad geven we aan hoeveel procent van deze mensen ook daadwerkelijk werkt, of actief werk zoekt.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De p/a-ratio van de Nederlandse vrouwen is hoger dan die van de Nederlandse mannen. Deze uitspraak betekent dat ...
A
er in verhouding meer vrouwen werkloos zijn dan mannen.
B
vrouwen gemiddeld meer vakantiedagen hebben dan mannen.
C
vrouwen gemiddeld meer in deeltijd werken dan mannen
D
vrouwelijke fulltimers gemiddeld korter werken dan mannen.

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?

De participatiegraad stijgt als...
A
de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.
B
fulltimers in deeltijd gaan werken.
C
de vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
het aantal werklozen daalt.

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer de p/a-ratio stijgt, stijgt het gemiddeld aantal uren per week per werknemer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Welke groep behoort NIET tot de niet-beroepsbevolking?
A
Studenten
B
Huisvaders
C
Werklozen
D
Arbeidsongeschikten

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de p/a-ratio wanneer het aantal mensen met een deeltijdbaan stijgt?
A
de p/a-ratio daalt
B
de p/a-ratio blijft gelijk
C
de p/a-ratio stijgt

Slide 19 - Quizvraag

Gevolg participatiegraad
  • Een lage participatiegraad geeft aan dat er in een land betrekkelijk veel mensen niet kunnen of willen werken. 
  • Hoewel niet al die mensen een uitkering krijgen, is zoiets tóch een probleem. De beroepsbevolking is kleiner dan nodig. 
  • Een kleine beroepsbevolking leidt eerder tot een krappe arbeidsmarkt en daarmee tot relatief hoge loonkosten. 
  • Bovendien is het voor bedrijven op een krappe arbeidsmarkt moeilijk om geschikt personeel te vinden.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m 1.7
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m 1.11
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 22 - Tekstslide

Mensen die bij de 'potentiele beroepsbevolking' maar niet
bij de 'beroepsbevolking' horen noemen we de
'niet-beroepsbevolking'

Welk van deze groepen is hier GEEN voorbeeld van?
A
Studenten
B
Huisvaders
C
Werklozen
D
Arbeidsongeschikten

Slide 23 - Quizvraag