much / many / a lot of and the degrees of comparison

Engels Brugklas 
Unit 5
much/many/a lot of
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Engels Brugklas 
Unit 5
much/many/a lot of

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van de les:
1. leerdoelen
2. herhalen theorie 'much/many/a lot of'
3. oefenen 'much/many/a lot of'
4. herhalen theorie 'trappen van vergelijking'
5. oefenen 'trappen van vergelijking'

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Aan het eind van de les weet jij wat much/many/a lot of betekent.
2. Aan het eind van de les kun jij bepalen in welke situatie je much/many/a lot of gebruikt.
3. Aan het eind van de les kun jij de trappen van vergelijking op de juiste manier toepassen en spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Much
 In vragende en ontkennende zinnen als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is:

–> Have you got much work to do?

–>There isn’t much information about the accident.


Slide 5 - Tekstslide

Many
In vragende en ontkennende zinnen als het zelfstandig naamwoord telbaar is:

–> How many brothers or sisters have you got?

–> I haven’t got many pens left.

Slide 6 - Tekstslide

A lot of
 In bevestigende zinnen (of het zelfstandig naamwoord telbaar of ontelbaar is, maakt niet uit!):

–> There were a lot of phone calls this morning.

–> We bought a lot of fruit.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Let's practise
Fill in the gap

Slide 9 - Tekstslide

There is ... wind today.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 10 - Quizvraag

Have you got ... sisters?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 11 - Quizvraag

There are ... people in the streets.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 12 - Quizvraag

We haven't got ... work to do.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 13 - Quizvraag

We have got ... work to do.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 14 - Quizvraag

This city has ... beautiful buildings.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 15 - Quizvraag

Do you have ... money?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 16 - Quizvraag

There aren't ... children at school.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 17 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
een bijvoeglijk naamwoord --> zegt iets over een zelfstandig naamwoord (dus over een mens, dier, plant of ding)


een mooi meisje      -   a beautiful girl
een snelle auto          -  a fast car


Slide 18 - Tekstslide

Vergrotende trap
Als we dingen vergelijken en iets of iemand is groter / sneller/ leuker / mooier/ lekkerder enz. dan noemen we dat: de vergrotende trap.

In het Engels zet je dan -er achter het woord. Dit woord wordt vaak gevolgd door het woord 'than' (dan).

He is taller than his brother. --> Hij is groter dan zijn broer.
You are smarter than other pupils. --> Jullie zijn slimmer dan de andere leerlingen.

Slide 19 - Tekstslide

Overtreffende trap
Als we dingen vergelijken en iets is het mooist/ grootst/ lekkerst/leukst enz. dan noemen we dit: de overtreffende trap.

In het Engels zet je dan -est achter het woord en 'the' voor het woord.

This is the smallest car. --> Dit is de kleinste auto.
That cupcake is the cheapest. --> Die cupcake is het goedkoopst.

Slide 20 - Tekstslide

Let op!
Als de gewone vorm eindigt op medeklinker-klinker-medeklinker,
dan verdubbelt de laatste letter:

slim – slimmer
flat – flatter
hot - hotter


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

We are much ... than other pupils in our school.
A
smart
B
smarter
C
smartest
D
more smart

Slide 23 - Quizvraag

Do you think she is ... than our English teacher?
A
nice
B
nicer
C
nicest
D
most nice

Slide 24 - Quizvraag

What is the ... mountain in The Netherlands?
A
high
B
higher
C
highest
D
most high

Slide 25 - Quizvraag

Our car is much ... than yours!
A
faster
B
more fast
C
fastest
D
most fast

Slide 26 - Quizvraag

The weather in July can be ... than in August.
A
hot
B
hoter
C
hotter
D
hottest

Slide 27 - Quizvraag

Any questions?

Slide 28 - Tekstslide