Bs4, de hersenen

Doelstelling Bs. 4
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijns veranderde middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelstelling Bs. 4
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijns veranderde middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HERSENCENTRA

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet
onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Uit welke delen bestaan de hersenen?
A
De grote hersenen, kleine hersenen en de CZS
B
Alleen de CZS
C
De grote hersenen, kleine hersenen en de hersenstam
D
Alle zenuwen bij elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Uit 

WELKE DEEL VAN JE HERSENEN VERWERKT IMPULSEN VANUIT JE ZINTUIGEN, SLAAT INFORMATIE OP EN LOST PROBLEMEN OP (COGNITIEF FUNCTIE)?
A
De hersenstam
B
De kleine hersenen
C
De grote hersenen en hersenstam
D
De grote hersenen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


WELKE DEEL VAN JE HERSENEN ZORGT VOOR EEN GOEDE motoriek, coördinatie en evenwicht?
A
De grote hersenen
B
De kleine hersenen
C
De hersenstam
D
De grote hersenen en kleine hersenen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


WELKE DEEL VAN JE HERSENEN REGEL JE HARTSLAG, ADEMHALING, BLOEDSOMLOOP, SPIJSVERTERING EN SLIKKEN?
A
De grote hersenen
B
De kleine hersenen
C
De hersenstam en de kleine hersenen
D
De hersenstam

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding.

Welke letter geeft
de grote hersenen aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding.

Welke letter geeft
de hersenstam aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van je centrale zenuwstel zorgt ervoor dat je bij tennis een bal kunt terugslaan?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.

In welk deel van de hersenen is dat?
A
de hersenstam
B
de grote hersenen
C
het ruggenmerg
D
de kleine hersenen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen de kleine hersenen?
A
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Zorgen ervoor dat je spieren werken en je in evenwicht blijft

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de smaakzintuigen in de tong worden geprikkeld, worden er impulsen geleid naar het centrale zenuwstelsel. In een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel worden deze impulsen verwerkt, zodat de gewaarwording 'zoet' optreedt.

In welk deel van het centrale zenuwstelsel gebeurt dit?
A
in de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de kleine hersenen
D
in het ruggenmerg

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de urineblaas vol is gaan er impulsen via zenuwen naar het ruggenmerg. Via het ruggenmerg gaan daarna impulsen naar een bepaald gebiedje in de grote hersenen. Vanuit dit gebiedje gaan er impulsen naar het plascentrum in (...). Dat plascentrum geeft impulsen af, die het plassen op gang brengen. Bij het plassen zijn spieren betrokken.

Waar ligt het plascentrum?

A
in de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de kleine hersenen
D
in het ruggenmerg

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tetanus is een ziekte die wordt veroorzaakt door bacteriën. Ze produceren een giftige stof die pijnlijke spierkrampen veroorzaakt. De bacteriën komen vooral voor in aarde en straatvuil. Om te beschermen tegen tetanus worden kinderen voordat ze één jaar oud zijn, tegen de ziekte ingeënt met een vaccin. Als ze vier en negen jaar oud zijn, worden ze nogmaals ingeënt. Daarna zijn ze ongeveer tien jaar immuun voor tetanus. Het tetanusgif kan vanuit het bloed in uitlopers van zenuwcellen terechtkomen en via het zenuwstelsel verspreid worden. Roberto wordt door een hond in zijn arm gebeten en raakt besmet met tetanusbacteriën. Het tetanusgif komt in zijn centraal zenuwstelsel terecht via uitlopers in een armzenuw. Welk deel van zijn centraal zenuwstelsel wordt dan als eerste bereikt?
A
in de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de kleine hersenen
D
in het ruggenmerg

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk hersencentrum of hersencentra is verbonden met spieren?
A
centra voor beweging
B
centra voor beweging, schrijfcentrum
C
schrijfcentrum, spraakcentrum, centra voor beweging
D
geen enkele, allemaal verbonden met zintuigen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

03:33
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel
gevoelszenuwcel
in je arm
in je netvlies (oog)
in je ruggenmerg
in je hersenen

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:56
Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.
In welk deel van de hersenen is dat?
A
de hersenstam
B
de grote hersenen
C
het ruggenmerg
D
de kleine hersenen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:57
Welk onderdeel van de hersenen stemt de bewegingen op elkaar af?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10:17
Wat beïnvloedt de hersenen?
A
Alcohol
B
Drugs
C
Medicijnen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. Sensorische zenuwcel
> Ruggenmerg
3. Schakelcellen
> Hersenen
4. Schakelcellen
> Ruggenmerg
5. Motorische zenuwcel

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. gevoelszenuwcel
3. Schakelcellen in ruggenmerg
4. Schakelcellen in hersenen
5. schakelcellen in ruggenmerg
6. bewegingszenuwcel
7. spier

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bs 4 Hersenen 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies