Oefenen Kritisch Lezen + Tekst en Publiek

Oefenen H5-H6 lezen
TOETS: donderdag 9 juni
Kritisch Lezen
Tekst en Publiek
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen H5-H6 lezen
TOETS: donderdag 9 juni
Kritisch Lezen
Tekst en Publiek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen heeft te maken met álles wat je leest!


Dus ook: WhatsApp, Instagram, twitter,  nieuwsartikelen, enz.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL


Je kunt beoordelen of de informatie in een tekst betrouwbaar is

Betrouwbaarheid van teksten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je een tekst kritisch leest?
A
Je bekijkt de tekst en leest de eerste alinea
B
Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea's
C
Je leest de tekst van het begin tot aan het eind goed door
D
Je leest de tekst en beoordeelt of de informatie juist en betrouwbaar is

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit artikel komt uit de serie 'NRC checkt'. Leg in je eigen woorden uit wat NRC in deze serie doet.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie berichtte dat het in de
VS te koud zou zijn
voor ijsberen?
A
NRC checkt
B
NOS journaal
C
Rinie van Meurs
D
De dierentuin van Chicago

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conclusie van NRC?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nepnieuws op internet

Weet jij welke informatie op internet betrouwbaar is?


Veel jongeren vinden het lastig om te beoordelen of iets wat ze online tegenkomen nepnieuws of juist betrouwbare informatie is.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen: is het echt waar?
We letten op drie dingen.

Stap 1:  deskundigheid van de schrijver
Stap 2: wat is het doel van de tekst?
Stap 3: let op de bron

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even iets leuks

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tekst en publiek

Slide 14 - Tekstslide

Bron: foto 1 www.flickr.com ; Matthijs Quaijtaal
Leerdoel
  • Je weet te herkennen voor welk publiek de tekst geschreven  is.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is het publiek van een tekst?
A
De schrijver
B
De lezer(s)
C
De uitgever
D
De winkeliers

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan: onderwerp, lay-out en taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met de lay-out?
A
de uitleg van de tekst
B
de afbeelding bij de tekst
C
de opmaak van de tekst

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de lay-out , voor wie is deze tekst bedoeld?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor welk publiek is de tekst geschreven?
A
Voor bedrijven die stagiaires zoeken
B
Voor jongeren van het vmbo
C
Voor ouders van jongeren
D
Voor docenten van de havo

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het onderwerp van een tekst kun je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je wil weten voor wie de tekst geschreven, let je op een aantal zaken. Welke hoort er NIET bij?
A
onderwerp
B
taalgebruik
C
naam van de schrijver
D
lay-out

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Je krijgt nu een aantal tijdschriften te zien. Aan jou de taak om aan te geven voor welk publiek het tijdschrift is geschreven.

Let op: 
  1. het onderwerp
  2. taalgebruik
  3. de bron
  4. de lay-out (hoe ziet de tekst eruit)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voetbal International
Voor iedereen die geïnteresseerd is in voetbal.


Waaraan kun je dat zien?
  • het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tina
Voor jonge meiden


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de bron van een tekst?
A
In de inleiding
B
Onderaan de tekst
C
In het slot
D
In het middenstuk

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van de bron?
A
De bron zorgt ervoor dat de tekst interessanter wordt.
B
De bron vertelt waar een tekst over gaat.
C
De bron heeft geen doel.
D
De bron geeft aan waar de informatie uit de tekst vandaan komt.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plus
Voor mannen en vrouwen boven de vijftig jaar


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies