Chapter 5 - par E

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reflexive pronouns'?
A
myself, herself, themselves
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 2 - Quizvraag

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reciprocal pronouns'?
A
like, as
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 3 - Quizvraag

Reflexive pronouns
Reflexive pronouns worden gebruikt om te zeggen dat de persoon die de actie uitvoert, deze ook ondergaat.

Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon.
She made herself dinner.
I poured myself a drink.
We drove ourselves home.



Slide 4 - Tekstslide

Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. 

Het wederkerig vnw verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.





Slide 5 - Tekstslide

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen
Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet. 
(Deze werkwoorden gaan over acties die mensen meestal voor zichzelf doen)

Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.
(Deze werkwoorden geven al aan dat de handeling van beide kanten komt)

Slide 7 - Tekstslide

Examples
Reflexive pronouns:
Jack decided to reward himself.
I pour a cup of tea for myself every morning.

Reciprocal pronouns:
They talk to one another.
We didn't look at each other.

Slide 8 - Tekstslide


My baby boy cannot look after ______ .
A
himself
B
each other
C
one another
D
herself

Slide 9 - Quizvraag


We blame ______ for failing the test.

A
ourselves
B
myself
C
himself
D
each other

Slide 10 - Quizvraag


Michelle saw ______ in the mirror.
A
eachother
B
...
C
myself
D
herself

Slide 11 - Quizvraag


They give ______ gifts during the holidays.
A
ourselves
B
one another
C
themselves
D
myselves

Slide 12 - Quizvraag


I always shave ______ on monday.
A
myself
B
himself
C
...
D
each other

Slide 13 - Quizvraag

Maria and Sam gave ______ gold rings on their wedding.
A
one another
B
ourselves
C
themselves
D
each other

Slide 14 - Quizvraag


My dog hurt ______.
A
myself
B
itself
C
eachother
D
...

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video