2.1 Molecuulmodel

2.1 - Molecuulmodel
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.1 - Molecuulmodel
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Ik kom uit ...
TH2
HV2
H3
anders

Slide 2 - Poll

  • L2-1 Ik kan beschrijven wat een molecuulmodel is.
  • L2-2 Ik ken de 3 fasen en de 6 faseovergangen.
  • L2-3 Ik kan uitleggen met behulp van het molecuulmodel wat er gebeurt met de moleculen tijdens de faseovergangen.
  • L2-4 Ik kan uitleggen wat micro- en macroniveau zijn en voorbeelden noemen.
  • L2-5 Ik kan uitleggen op microniveau uitleggen wat er gebeurt met de moleculen tijdens een scheiding.
Leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
chemie in het klein?

Slide 4 - Woordweb

Wat is een mengsel?

Slide 5 - Open vraag

2.1 Molecuulmodel
Je krijgt 5 minuten om:
De paragraafglobaal door te lezen. 
Alleen maak je 2 doelen voor de paragraaf. Ze beginnen met:
Aan het einde van de paragraaf moet je kunnen....................
Daarna krijg je 2 minuten om met je buurman/buurvrouw te overleggen. 

Slide 6 - Tekstslide


Zet hier je twee leerdoelen neer.
timer
5:00

Slide 7 - Open vraag

Marco en micro niveau

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Faseovergangen

Slide 11 - Tekstslide


Hiernaast zie je een smeltdiagram.
Wat is het smeltpunt van de stof?
A
40 Graden
B
15
C
30 graden
D
60 graden

Slide 12 - Quizvraag

Faseovergangen
f en d zijn....
A
verdampen en stollen
B
condenseren en vervluchtigen
C
stollen en sublimeren
D
condenseren en stollen

Slide 13 - Quizvraag

Adsorberen betekent:
A
vasthouden aan de oppervlakte
B
impregneren
C
sponsen
D
filtreren

Slide 14 - Quizvraag

Adsorberen werkt ..
A
alleen bij water gasmaskers
B
alleen bij water
C
bij water, gasmaskers, en afzuigkappen
D
alleen bij gasmaskers

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je de stof die door een filter heen loopt?
A
Residu
B
Oplosmiddel
C
Filtraat
D
Destillaat

Slide 16 - Quizvraag

Wat heb je vandaar geleerd wat je nog niet wist voor deze les begon ...

Slide 17 - Open vraag

1 Het Friese drinkwater is op sommige plaatsen helder, maar lichtbruin
2 gekleurd. De kleur wordt onder meer veroorzaakt door (ongevaarlijke)
3 humuszuren in het water, dat opgepompt wordt uit de veenrijke grond.
4 Het drinkwaterbedrijf Vitens heeft een techniek ontwikkeld om het water
5 te ontkleuren. Men laat het opgepompte water door een filter met actieve
6 kool stromen. De actieve kool neemt de opgeloste deeltjes die de kleur
7 veroorzaken op. Zo wordt het drinkwater ontkleurd.
Hoe heet het water dat bij deze proef gebruikt wordt?
A
Grondwater
B
Oppervlakte water
C
Kraan water
D
Regen water

Slide 18 - Quizvraag

Faseveranderingen 3 en 6 zijn
A
stollen en rijpen
B
smelten en (vervluchtigen) sublimeren
C
rijpen en verdampen
D
condenseren en stollen

Slide 19 - Quizvraag

Als je een stof laat stollen dan wordt de temperatuur ........
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk

Slide 20 - Quizvraag

Tijdens het stollen van een zuivere stof wordt de temperatuur ...
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurt er op
deeltjesniveau als
water smelt bij het smeltpunt?
A
plaatje 1 wordt plaatje 2
B
plaatje 2 wordt plaatje 1
C
plaatje 2 wordt plaatje 3
D
plaatje 3 wordt plaatje 2

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je de vloeistof die achterblijft bij destilleren (15 in afbeelding)?
A
Filtraat
B
Residu
C
Destillaat
D
Extract

Slide 23 - Quizvraag

Destilleren heeft veel overeenkomsten met indampen, maar er is ook een belangrijk verschil.
Wat is het verschil tussen destilleren en indampen?
A
Bij destilleren vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
B
Bij indampen vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
C
Destilleren gebeurt bij een hogere temperatuur.
D
Bij indampen kookt de vloeistof bij een lagere temperatuur.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het kookpunt
A
de temperatuur waarbij een zuivere stof kookt
B
de temperatuur waarbij een oplossing kookt
C
een punt waarbij een zuivere stof kookt
D
de temperatuur van 100 graden Celcius

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
De gesmolten stof is palmitinezuur. Op het beeldscherm kun je zien hoe het stolproces is verlopen. Je ziet de temperatuurgrafiek met rechtsboven het buisje met de stollende stof.

Het stolpunt is..........graden celsius
A
70
B
63
C
60
D
58

Slide 26 - Quizvraag

Molecuulmodellen kunnen ook worden gebruikt om scheidingsmethoden op microniveau weer te kunnen geven.
Welke scheidingsmethode wordt in afbeelding weergegeven?
A
adsorptie
B
extractie
C
filtratie
D
bezinken en afgieten

Slide 27 - Quizvraag

Dit is een molecuulmodel
van een:
A
Vaste stof
B
Vloeistof
C
Water
D
Gas

Slide 28 - Quizvraag

Met het molecuulmodel kun je een vaste stof beschrijven als ...
A
deeltjes ver van elkaar en bewegend met grote snelheid
B
deeltjes die elkaar raken en langs elkaar bewegen
C
deeltjes op elkaar gestapeld en trillend op vaste plaats
D
deeltjes die elkaar raken met open plekken tussen deeltjes

Slide 29 - Quizvraag

Geef de meest correcte beschrijving op microniveau van het nevenstaande molecuulmodel van een vaste stof.
A
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
B
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek
C
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
D
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek

Slide 30 - Quizvraag


Na het sporten ga je douchen.
Sommige sporters gebruiken daarna deodorant.
De geur verspreidt zich snel door de hele kleedkamer. 
Eva gaat na hoe dat kan.
Welke bewering gaat over het microniveau?
A
In een gas bevinden de moleculen zich op grootte afstand van elkaar
B
Deodorant is een mengsel
C
De geurstof verdampt
D
De geur van deodorant verspreidt zich heel snel door de hele kleedkamer.

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn de 4 uitgangspunten van het molecuulmodel?

Slide 32 - Open vraag

Wat is het microniveau?
A
Het niveau waarop wij kunnen waarnemen
B
Het niveau dat we niet kunnen waarnemen
C
Het niveau van moleculen en atomen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is ontleden op microniveau?
A
stoffen verdelen
B
stoffen sorteren
C
moleculen in kleinere moleculen verdelen
D
moleculen sorteren

Slide 34 - Quizvraag

Macro- of microniveau?
De geur van eten.
A
Macroniveau
B
Microniveau

Slide 35 - Quizvraag

Ik KEN de lesstof ...
(dus leerwerk)
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Ik KAN de lesstof ...
(dus de toepassing)
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Huiswerk
  • §2.1 maken 1 t/m 6, 8 t/m 11 en 13
  • §2.1 nakijken deze opdrachten!

Slide 38 - Tekstslide