H5 samenvatting werk voor de overheid

H5 werk voor de overheid 
Voorbereiding op de toets: 
- korte samenvatting 
- quiz/vragen 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 werk voor de overheid 
Voorbereiding op de toets: 
- korte samenvatting 
- quiz/vragen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de vier overheden?
A
Rijk, provincie, gemeente, waterschap
B
Rijk, gemeente, waterschap, burgermeester
C
waterschap, gemeente, fusie, collectief
D
Provincie, Rijk, Belastingdienst, gemeente

Slide 2 - Quizvraag

Collectieve sector en particuliere sector
Collectieve sector
Overheid en sociale zekerheid instellingen waar iedereen gebruik van kan maken.

Particuliere sector
Bedrijven, willen goederen en diensten verkopen om winst te maken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de collectieve en particuliere sector?
A
particulier hoort bij de overheid en collectief niet
B
Collectief hoort bij de overheid en particulier niet
C
Particulier wil winst maken en collectief niet
D
Collectief wil winst maken en particulier niet

Slide 4 - Quizvraag

Wie betaalt mee aan de collectieve sector?
A
niet betlastingbetalers
B
Belastingbetalers

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een collectieve voorziening?
A
Een marktplein
B
Een winkelcentrum
C
Een tuinwinkel
D
De Mc Donalds

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen worden door het rijk, via de belastingen, betaald. 

Voorbeelden: bijstand,  AKW (algemene kinderbijslagwet)

Slide 8 - Tekstslide

Sociale verzekeringen
Volksverzekeringen zijn er voor iedereen en worden betaald uit premies van werknemers en belastingen. 
Voorbeelden: Wlz (wet langdurige zorg), AOW. (algemene ouderdomswet)

Werknemersverzekeringen zijn er alleen voor werknemers en worden betaald uit premies van werknemers.
Voorbeelden  WIA, WAO, WW.

Slide 9 - Tekstslide

Sociale zekerheid geldt voor iedereen in Nederland.
Kies wat sociale zekerheid inhoudt.




A
Iedereen heeft recht op geld om van te leven.
B
Iedereen is veilig op straat.
C
Iedereen is vrij om zijn of haar mening te geven.
D
Iedereen mag gebruikmaken van de collectieve voorzieningen.

Slide 10 - Quizvraag

De sociale zekerheid wordt betaald van de ...
A
belastinginkomsten en sociale premies.
B
sociale premies.
C
belastinginkomsten.
D
btw.

Slide 11 - Quizvraag

Een sociale voorziening...
A
wordt betaald uit premies
B
is een verzamelnaam voor alle uitkeringen
C
is alleen voor ouderen
D
wordt betaald uit belastinggeld

Slide 12 - Quizvraag

Sociale voorzieningen zijn:
A
WW
B
ANW
C
Kinderbijslag
D
Bijstand

Slide 13 - Quizvraag

wat is een volksverzekering?
A
een verzekering die voor iedere inwoner geld
B
verzekering voor mensen van 65+
C
een verzekering voor alleen mensen in loondienst
D
verzekering voor arbeidsongeschikte mensen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is en werknemersverzekering?
A
Verzekering voor iedereen die werkt
B
Verzekering voor iedereen die gewerkt heeft
C
Verzekering voor iedere Nederlander
D
Verzekering voor iedereen die werkt of gewerkt heeft

Slide 15 - Quizvraag

Sociale zekerheid voor jongeren:
Max kan niet werken door een lichamelijke handicap. Hij krijgt:
A
kinderbijslag.
B
Wajong-uitkering.
C
bijstand.
D
studiefinanciering.

Slide 16 - Quizvraag

actief of inactief?
actieven: mensen die betaald werk hebben. Zij dragen belasting en premies af voor de inactieven

inactieven: mensen zonder betaald werk die een uitkering ontvangen.

Om de sociale zekerheid betaalbaar te houden moet er een goede verhouding bestaan tussen deze twee groepen.



Slide 17 - Tekstslide

Wie zijn de 'actieven'?
A
De ondernemers
B
De mensen met betaald werk + vrijwilligers
C
De ambtenaren
D
De mensen met betaald werk

Slide 18 - Quizvraag

 
Brutoloon
- Loonheffing (= loonbelasting + premies volksverzekeringen)
- Premies werknemersverzekeringen
----------------------------------------------------------------------------------
Nettoloon



De loonheffing is een 
voorheffing van de belastingsdienst! 

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld loonstrook
  • Wat is het brutoloon?
  • Wat is het nettoloon?


Slide 20 - Tekstslide

Nettoloon is ..... dan brutoloon
A
hoger
B
lager
C
hetzelfde
D
gelijk aan

Slide 21 - Quizvraag

Martin (21 jaar) is werkloos. Hij woont bij zijn ouders. Hij onderneemt niks om een baan te vinden.

Welke uitkering is van toepassing?
A
Basisbeurs
B
Bijstand
C
Geen
D
Kinderbijslag

Slide 22 - Quizvraag

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 23 - Quizvraag