na PP 5 wat weet je nog?
1 / 27
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waartussen bevindt zich de aterioveneuze anastomose??
A
Tussen aderlijke haarvaten onderling
B
Tussen slagaderlijke haarvaten onderling
C
Tussen slag- en aderlijke haarvaten
Slide 2 - Quizvraag
Sympathische zenuwstelsel?
A
actief als het lichaam in rust is
B
actief als het lichaam in actie moet komen
C
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer moet je een ontstorings techniek toepassen??
A
Fehl reactie
B
Bij bindweefsel zones
C
Bij veel quellingen en dellungen
Slide 4 - Quizvraag
Para sympathische zenuwstelsel ?
A
werkt als het lichaam in rust is
B
werkt als het lichaam in actie is
C
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de functie van een synaps?
A
impulsen overdragen
B
verwarmen van de huid
C
hormonen aanmaken
Slide 6 - Quizvraag
Sympathische zenuwstelsel werkt oiv
.................?
.................?
A
Onder invloed van noradrenaline
B
Onder invloed van acetylcholine
C
Onder invloed van adrenaline en noradrenaline
Slide 7 - Quizvraag
Een myeline schede is...?
A
een cel lichaam
B
een dendriet
C
een vetachtig omhulsel
Slide 8 - Quizvraag
Adrenaline is een hormoon dat vrijkomt bij ..........?
A
een allergische reactie
B
angst, schrik, blijdschap en ook bij stress
C
bij ontspanning
Slide 9 - Quizvraag
Op welke manier verwarmt het lichaam de huid? ?
A
De bloedvaatjes in de lederhuid worden wijder en geven warmte af aan de omgeving
B
De haarspiertjes zorgen dat de haren overeind staan en warmte aantrekken
C
Het zweet verdampt op de huid en geeft warmte af aan de onderliggende huid
Slide 10 - Quizvraag
Cortisol wordt ............. genoemd ?
A
de balans hormoon
B
het stress hormoon
C
het relax hormoon
Slide 11 - Quizvraag
Een neuriet, axon .?
A
noem je ook wel een dunne vezel
B
noem je ook wel een lange vezel
C
noem je ook wel een dikke vezel
Slide 12 - Quizvraag
Bij langdurige stress, dus extra aanmaak adrenaline en cortisol..........?
A
verzwakt het bindweefsel (minder bouwstoffen)
B
heeft het invloed op de zenuwcellen
C
wordt je rustig
Slide 13 - Quizvraag
Welke cel maakt de tussenstof??
A
De erytrocyt
B
De fibroblast
C
De osteoblast
Slide 14 - Quizvraag
Het animale zenuwstelsel is ..........?
A
het willekeurige zenuwstelsel
B
het onwillekeurige zenuwstelsel
C
Slide 15 - Quizvraag
Een zenuwcel zonder myeline schede, ongemyeliniseerde vezel?
A
is een trage vezel
B
is een snelle vezel
C
een dikke vezel
Slide 16 - Quizvraag
De lichaampjes van meissner meten...?
A
a) De aanhoudende druk
B
b) De lichte druk
C
c) De zware druk
Slide 17 - Quizvraag
Waarom kan een huidverbeterende massage gevaarlijk zijn bij hemofilie.?
A
dan zijn de vaten te dun
B
dan wordt de huid rood
C
dan heb je een langere stollingstijd
Slide 18 - Quizvraag
Het vegetatieve zenuwstelsel is ..........?
A
alle processen die niet automatisch verlopen
B
alle processen die automatisch verlopen
C
Slide 19 - Quizvraag
De zintuigcellen van de tastzin worden ook wel…?
A
Thermoreceptoren genoemd
B
Mechanoreceptoren genoemd
C
Bewegingszenuwcellen genoemd
Slide 20 - Quizvraag
De lichaampjes van krause meten?
A
a) De kou
B
b) De lichte druk
C
c) De warmte
Slide 21 - Quizvraag
Wat doet Histamine? ?
A
Trekt vocht aan
B
Verwijding van de vaten
C
Langere stollingstijd bloed
Slide 22 - Quizvraag
Wat zijn collateralen , arterioveneuze anastomen , precapilaire sfincers ?
A
Afwijkende vaatsystemen
B
De bloedvoorziening van huid en weefsel
C
Lymfe vaten
Slide 23 - Quizvraag
Wat bevindt zich aan het begin van een capillair netwerk?
A
Precapillaire sfincter
B
Ava’s (arterio-veneuze anastomosen)
C
Anastomosen
Slide 24 - Quizvraag
Met de gewebswasche (diepere technieken) prikkel je de.....
A
de ongemyeliniseerde vezels
B
de gemyeliniseerde vezels
Slide 25 - Quizvraag
Een ganglion is een......
A
Een vlechtsel van zenuwen
B
Een opeenhoping van zenuwcellichamen
C
Enkele zenuwcellichamen
Slide 26 - Quizvraag
De vrije zenuwuiteinden meten...
A
pijn
B
gevoel
C
trilling
