Modals (hulpwerkwoorden)

Modals 
hulpwerkwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Modals 
hulpwerkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Eerst een klein stukje herhaling 

Slide 2 - Tekstslide

Past continuous
Als iets in het verleden een tijdje bezig was. (past / continue)

was / were + werkwoord + ing

I / he / she / it --> was 
you / we / you / they --> were

Slide 3 - Tekstslide

The children _____ outside.
A
were playing
B
was playing

Slide 4 - Quizvraag

The dog ____ at us.
A
were barking
B
was barking

Slide 5 - Quizvraag

My teacher _____ the exercise to me.
A
was explaining
B
were explaining

Slide 6 - Quizvraag

I ______ to my MP3 player.
A
were listening
B
was listening

Slide 7 - Quizvraag

My dog ____ my shoe. (chew)
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

My cat ____ to catch my
goldfish. (try)
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

A neighbour ____ wood with
a chainsaw. (cut)
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

A mosquito ____ in my
ear. (buzz)
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Modals (hulpwerkwoorden)



  • Can = kan, als jij wilt vragen of iemand iets kan doen.
  • Could = kon / zou kunnen, als je iets beleefd wilt vragen.
  • Should = zou moeten, advies, maar alleen jouw mening. Niet verplicht.
  • Must = moet, sterk advies, nog steeds jouw mening. Niet verplicht.
  • Have/Has to = moeten, verplichting (wet, ouders)
     

Slide 12 - Tekstslide

Modals
can (kan)
could (zou kunnen)
have to (hebben)
should (zou)
must (moet)

Na een modal, het hele werkwoord
You can walk home from here.
They should leave this place.

Slide 13 - Tekstslide

When to use them
Have to --> als een actie gedaan MOET worden, het is verplicht

Should --> advies geven (je zegt dat het goed is om iets te doen, maar het is niet verplicht)

Must --> wanneer de spreker zelf vindt dat een actie gedaan moet worden. Spreker verplicht zichzelf.
--> iemand sterk aanraden iets te doen (als het niet verplicht is)

Slide 14 - Tekstslide

Examples
have to/has to --> verplicht, moet gedaan worden

She has to take her medication.
Do I have to take two pills every day.

Slide 15 - Tekstslide

Examples
Should --> advies, niet verplicht

You should eat something.
Should I mention this to the doctor?

Slide 16 - Tekstslide

Examples
Must --> de spreker vindt zelf dat een actie gedaan moet worden
--> iets sterk aanraden, niet verplicht

She must go to the dentist.
I must go to bed early tonight.
You must not forget to brush your teeth.

Slide 17 - Tekstslide

You ___ listen to the teacher.
A
can
B
must

Slide 18 - Quizvraag

____ I gave a coffee, please?
A
Must
B
Could

Slide 19 - Quizvraag

Nadal ___ play tennis very well.
A
can
B
must
C
should

Slide 20 - Quizvraag

If you go to Egypt, you ___ take a camera.
A
must
B
would
C
should

Slide 21 - Quizvraag

I am a bit lost. ___ you help me, please?
A
might
B
could
C
should

Slide 22 - Quizvraag

Vragen of iemand iets kan doen.
beleefd vragen
advies, gewoon jouw mening
dringend advies, nog steeds mening
verplichting, wet
timer
1:00
can
must
should
could
have to
has to

Slide 23 - Sleepvraag