5.3.1 Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven.
5.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.
5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.
Slide 2 - Tekstslide
Voedselrelaties
In een ecosysteem zijn er voedselrelaties: wie eet wie?
Voedselrelaties geef je weer in een voedselketen of een voedselweb.
Slide 3 - Tekstslide
Energie
Organische stoffen
Anorganische stoffen
(voortgezette) assimilatie
Chemische reactie
dissimilatie
Energie
Foto-autotroof Chemo-autotroof
Heterotroof
Autotroof
Slide 4 - Tekstslide
Trofische niveaus
Slide 5 - Tekstslide
BPP (Bruto Primaire Productie) = A NPP (Netto Primaire Productie) = A - R - F = P
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Kringloop van stoffen
Slide 8 - Tekstslide
Successie
pionier -> -> climax kenmerken:
meer biomassa
meer biodiversiteit --> meer concurrentie
minder extreme abiotische factoren
Slide 9 - Tekstslide
Pionierecosysteem
- Weinig soorten
- Veel individuen van een soort
- Weinig ontwikkelde bodem
- Eenvoudig voedselweb
- Sterk wisselende abiotische factoren
Climaxecosysteem
- Veel soorten
- Weinig individuen van een soort
- Goed ontwikkelde bodem
- Complex voedselweb
- Constante abiotische factoren
Slide 10 - Tekstslide
We kennen primaire en secundaire successie. Primair is bijvoorbeeld na natuurramp zoals aardverschuiving. Secundair is na bijvoorbeeld een bosbrand. Er is in dit tweede geval al een humuslaag en successie zal dan sneller gaan.
Slide 11 - Tekstslide
Verlanding
Verlanding = vorm van successie waarbij bijv. een plas verandert in een bos op drassige grond (broekbos)
Slide 12 - Tekstslide
Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem
Slide 13 - Tekstslide
Gradiëntecosystemen
Bij gradiëntecosystemen zijn indicatorsoorten zichtbaar
Indicatorsoorten: Soorten die een aanwijzig geven over een kenmerk van het milieu
Slide 14 - Tekstslide
Evenwicht in de omgeving
Een systeem is in evenwicht als het zichzelf kan reguleren en daardoor stabiel blijft. Tussen twee evenwichten zit een omslagpunt (kantelpunt).
Voorbeelden:
Algenbloei bij eutroficatie ( komen we later op terug