§1.4 Inflatie

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Uitleg inflatie (20 min)
  • Samen oefenen (20 min)
  • Zelfstandig oefenen (20 min)
  • Toets bespreken (20 min)

Slide 2 - Tekstslide

Inflatie
= Stijging van prijzen 

Gemeten over verschillende productgroepen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waar merk je zelf aan dat prijzen zijn gestegen?

Slide 5 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:
  • Wat voor invloed inflatie heeft op jouw koopkracht
  • Hoe je een indexcijfer kunt uitrekenen


Slide 6 - Tekstslide

Koopkracht
€100,- is volgend jaar minder waard dan nu.

Vandaag €100 blikjes cola van  €1,-
Volgend jaar €1,10

Nu nog 90 blikjes cola van €1,10.
Je koopkracht is gedaald.
Koopkracht is het aantal goederen en diensten dat je kunt kopen met jouw inkomen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaken inflatie
  • Vraag naar goederen/diensten gaat omhoog
  • Aanbod van goederen/diensten gaat naar beneden

Vraag is hoeveel er nodig is (geld)
Aanbod is hoeveel er is 


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
Oorzaak: Bevolking groeit, afgelopen jaren niet genoeg huizen bijgebouwd.
Gevolg: huizenprijzen zijn enorm gestegen

Oorzaak: Gas en elektriciteit zijn duurder geworden.
Gevolg: De Albert Heijn verhoogt de winkelprijzen.

Slide 10 - Tekstslide

Gemiddelde prijsstijging van goederen en diensten
A
Inflatie
B
Deflatie
C
Herflatie
D
Opflatie

Slide 11 - Quizvraag

Inflatie betekent ook dat...
A
Geld meer waard wordt
B
Je meer voor je geld kunt kopen
C
Alle goedkoper wordt
D
Geld minder waard wordt

Slide 12 - Quizvraag

Als de prijzen stijgen, maar inkomens blijven hetzelfde dan...
A
Daalt het aanbod
B
Stijgt de vraag
C
Daalt de koopkracht
D
Stijgt de koopkracht

Slide 13 - Quizvraag

CPI
Consumentenprijs indexcijfer
Laat de prijsstijging zien van allerlei producten samen zien.

Prijzen van woningen + voedingsmiddelen + belastingen + verzekeringen + vervoersmiddelen.

Je kunt dan berekenen of je koopkracht is gestegen of gedaald:
CPI is 5%    Loonstijging is 4%   Koopkracht is gedaald met 1%

Slide 14 - Tekstslide

Indexcijfer
  • Laat een verandering zien ten opzicht van een eerder jaar.
  • Het eerdere jaar is altijd 100




Slide 15 - Tekstslide

Hoe worden indexcijfers berekend?
In het basisjaar was de gemiddelde prijs van een elektrische fiets € 1.800,-. Vier jaar later is de gemiddelde prijs gestegen naar € 2.200,-.

Bereken wat het indexcijfer nu is 



Index
100
Prijs
1800
1
2200

Slide 16 - Tekstslide

Hoe worden indexcijfers berekend?
In het basisjaar was de gemiddelde prijs van een elektrische fiets € 1.800,-. Vier jaar later is de gemiddelde prijs gestegen naar € 2.200,-.

Bereken wat het indexcijfer nu is 

Dus het indexcijfer is 122
Dit betekent dat de prijs in 4 jaar 22% is gestegen.
Index
100
0,05...
122,22
Prijs
1800
1
2200

Slide 17 - Tekstslide

In 2010 was de prijs van een brood bij de Albert Heijn 1,80. Nu is datzelfde brood €2,35. Bereken het indexcijfer van brood.

Slide 18 - Open vraag

Antwoord
In 2010 was de prijs van een brood bij de Albert Heijn 1,80. Nu is datzelfde brood €2,35. Bereken het indexcijfer van brood.
Index
100
55,55..
130,6
Prijs
1,80
1
2,35

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 4 t/m 11   paragraaf 1.4
Tijd: +- 20 min
10 minuten in complete stilte
Daarna overleggen op normaal stemvolume toegestaan
Klaar? Maak de herhalingsopdrachten en de plusopdrachten

Slide 20 - Tekstslide