Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unit 7.2 Relative pronouns
Relative Pronouns
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Relative Pronouns
Slide 1 - Tekstslide
GOAL
After this lesson:
I know what
relative pronouns
are
I can use
relative pronouns
Slide 2 - Tekstslide
Relative Pronouns
'
Relative Pronouns'
(
betrekkelijke voornaamwoorden
) gebruik je als je
extra informatie wilt geven over iets of iemand
met behulp van een bijzin.
Slide 3 - Tekstslide
who(m), which, whose
Who(m)
> Bij personen
Which
> Bij dieren en dingen
Whose
> Bij personen om bezit aan te geven
Slide 4 - Tekstslide
WHO
Verwijst naar
personen:
I gave my dog to Mr. Brown,
who
promised to take good care of it.
Slide 5 - Tekstslide
WHOM
Verwijst naar
personen:
Let op
:
Gebruiken na een
voorzetsel
This is the colleague with
whom
I work.
Slide 6 - Tekstslide
WHICH
Verwijst naar
dieren en dingen
The second explosion was near the station,
which
was badly damaged.
Slide 7 - Tekstslide
WHOSE
Bij
personen
om
bezit
aan te geven
I thought of Mary,
whose
mother was sick.
Slide 8 - Tekstslide
THAT
Who en which kun je soms vervangen door ‘
that
’.
This is the boy
who
had an accident./This is the boy
that
had an accident.
TENZIJ
het tussen komma’s staat!
Mr. Richards, who is a taxi driver, lives on the corner.
Slide 9 - Tekstslide
DUS
who
personen
which
dieren,dingen
that
personen, dieren, dingen
(niet na een komma!)
whose
bezit
whom
na een voorzetsel
Relative clauses
Slide 10 - Tekstslide
TIME TO PRACTICE!
Slide 11 - Tekstslide
Fill in the correct relative pronoun(s)
Marie Curie is the woman ____ discovered radium.
A
who
B
that
C
which
Slide 12 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun.
The camera, _____ costs £100, was stolen.
A
that
B
which
C
who
D
whose
Slide 13 - Quizvraag
Choose the right relative pronoun:
Danny, ................. birthday is next week, is 10 years old
A
that
B
which
C
who
D
whose
Slide 14 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun:
He is the young man, with________ she was talking yesterday .
A
who
B
that
C
which
D
whom
Slide 15 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun:
He is the young man,________ wife left him for someone else.
A
who
B
that
C
which
D
whose
Slide 16 - Quizvraag
Fill in the right relative pronoun.
The car __ caused the accident was blue
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 17 - Quizvraag
Which RELATIVE pronoun fits in?
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that
C
who, whose, whom
Slide 18 - Quizvraag
Relative pronouns
Is that the man .... scored a number one hit?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 19 - Quizvraag
Write a sentence containing a relative clause (relative pronoun)
Slide 20 - Open vraag
Practise what you've learnt!
Stepping Stones
:
read rule 'relative clauses' page 123
do ex 27 page 122
3. extra assignments SS online
Blooket
Slide 21 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Relative Clauses
December 2021
- Les met
35 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3V CH6 grammar 14 relative clauses
April 2025
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Lesson 4.4 relative pronouns
29 days ago
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Week 9 - Les 2
November 2022
- Les met
18 slides
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
relative pronouns
April 2024
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
relative pronouns
September 2022
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
relative pronouns
January 2025
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2023: Les 2- Grammar 7 Relative clauses
December 2021
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3