Les 1: samengestelde zinnen en voegwoorden

Grammatica en spelling

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica en spelling

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica en spelling vwo
In deze lessenserie leer je de volgende onderdelen:

- Je leert voeg- en signaalwoorden herkennen en gebruiken.
- Je leert wat hoofd- en bijzinnen zijn.
- Je leert samengestelde zinnen te herschrijven naar enkelvoudige zinnen.
- Je leert enkelvoudige zinnen te herschrijven naar samengestelde zinnen.
- Je leert al deze zinnen te schrijven in goede zinsvolgordes.
- Je leert de juiste verwijswoorden toe te passen in (samengestelde) zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica en spelling havo
Leerdoelen:

- Voegwoorden / signaalwoorden kennen en toepassen.
- Samengestelde zinnen terug kunnen brengen naar enkelvoudige zinnen.
- Van enkelvoudige zinnen meervoudige zinnen kunnen maken.
- Verwijswoorden (die/dat) toepassen.
- Zinsvolgorde/zinsbouw. Ond – pv – verder. Fouten herkennen.


Toets is op vrijdag 3 december.


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Na deze les:
  • weet je dat een samengestelde zin uit een hoofdzin en bijzin kan bestaan
  • weet je wat nevenschikkend en onderschikkend is 
  • kan je voegwoorden herkennen
  • kan je voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog over enkelvoudige en samengestelde zinnen?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en/of bijzinnen.



Slide 8 - Tekstslide

Hoofdzinnen 
De hoofdzin is een zelfstandige zin en kan dus op zichzelf bestaan.
In een hoofdzin: 
  • Staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar. 
  • Staat de pv voor in de zin: op de eerste of tweede plaats.
  • Een hoofdzin kan zelfstandig bestaan. 

Dat hij niet is komen opdagen, verbaast me niet.
Hoofdzin, Bijzin
De gemeente wil geen subsidie verlenen voor dit project. 
Ondanks haar leeftijd ziet ze er nog steeds geweldig uit.




Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden & Signaalwoorden
  • Vaak staat tussen de verschillende delen (zinnen) van een samengestelde zin een komma en/of een voegwoord, maar dat hoeft niet! 

  • Een voegwoord ‘plakt’ twee of meer zinnen aan elkaar en zorgt ervoor dat deze zinnen met elk hun eigen ‘boodschap’ een goed geheel vormen. 

  • De leerling verbetert zijn planning, als zijn mentor hem helpt. 
- persoonsvormen: verbetert, helpt
- voegwoord: als

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdzin + hoofdzin
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
dus,  en, want, of & maar (DEWOM). 

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 11 - Tekstslide

Bijzinnen 
Waar een hoofdzin een zelfstandige zin is, is een bijzin dat niet. Een bijzin is juist afhankelijk en kan niet bestaan zonder een hoofdzin.
In een bijzin: 

  • kunnen tussen het onderwerp en de pv andere zinsdelen staan
  • staat de pv vaak achteraan
  • Een bijzin heeft een hoofdzin 'nodig': je voelt dat de zin niet af is. 

Voorbeeld: Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

Slide 12 - Tekstslide

Bijzin
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat .....
  • Wie als eerste over de finish is, wint het toernooi.
--> hoofdzin: wint het toernooi
--> bijzin: wie als eerste over de finish is

  • Mijn moeder zei dat ik als baby altijd aan het lachen was.
--> hoofdzin: Mijn moeder zei
--> bijzin: dat ik als baby altijd aan het lachen was

Slide 13 - Tekstslide

Dus:
HZ + HZ = nevenschikking

De zinnen zijn gelijkwaardig







Dus: 

HZ + BZ = onderschikking

BZ + HZ = onderschikking


Bijzin kan niet op zichzelf bestaan. Heeft een hoofdzin nodig.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin) 

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's in de zin.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.


- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.


- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.


- PV staat op de laatste of op de een na laatste plek in de zin.


- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.


- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 17 - Tekstslide

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 19 - Quizvraag

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 22 - Quizvraag

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 24 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 25 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, omdat
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze nog nooit eerder heeft opgetreden. 
ze morgen naar de tandarts moet.

Slide 26 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Het gaat regenen, ......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
maar af en toe zal de zon schijnen.
hoewel de de zon af en toe zal schijnen.

Slide 27 - Sleepvraag

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 28 - Quizvraag

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 29 - Quizvraag

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 30 - Quizvraag

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 31 - Quizvraag

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 32 - Quizvraag

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 33 - Quizvraag

Welk onderdeel vind jij nog lastig?

Slide 34 - Open vraag

Kahoot

Slide 35 - Tekstslide