3H

3H
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3H

Slide 1 - Tekstslide

Na de uitleg van vorige week begrijp ik de naamvallen goed?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Stundenziel
  • Ich kenne die Präpositionen
  • Ich kenne den Unterschied zwischen Possessivpronomen und Personalpronomen
  • Ich weiß was die der- und die ein- Gruppe ist
  • Ich kenne die Fälle und die Schritte
  • Ich weiß, wie ich die Grammatikübersicht benutzen muss

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Akkusativ

ohne
durch
für 
gegen
um
bis
Dativ

mit
nach
bei
seit
von
zu
aus

Slide 5 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort bij de derde naamval (Dativ)
A
mit, bei, seit
B
nach, ohne durch
C
ohne, für, gegen
D
durch, um, seit

Slide 6 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij de derde naamval (Dativ)
A
mit, nach, ohne
B
mit ,nach, bei
C
bis, für, gegen
D
durch, bis, seit

Slide 7 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij de derde naamval (Dativ)
A
aus, bei, gegen
B
seit, von, zu
C
zu, aus, ohne
D
gegen, für, bis

Slide 8 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij de vierde naamval (Akkusativ)
A
aus, bei, mit
B
seit, nach, von
C
durch, gegen, ohne
D
gegen, um, mit

Slide 9 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij de vierde naamval (Akkusativ)
A
ohne
B
für
C
um
D
bei

Slide 10 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij de vierde naamval (Akkusativ)
A
seit, von, zu
B
zu, gegen, ohne
C
ohne, durch, um
D
bei, nach, aus

Slide 11 - Quizvraag

Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!
Präpositionen mit dem Dativ
Präpositionen mit dem Akkusativ
durch 
nach
mit
für
ohne
bei
zu
seit
bis
von
um
aus
gegen
gegenüber

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je?
timer
1:00

Personalpronomen

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Possessivpronomen

Slide 16 - Tekstslide


Welke Duitse bezittelijke voornaamwoorden ken je nu al?
timer
0:20

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Na deze uitleg begrijp wat voorzetsels, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

der/ein Gruppe

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Grammatikübersicht

Slide 22 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1 Staat er een voorzetsel in de zin?
ja? bepaal dan de naamval

Stap 2 Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord

Stap 3 Bepaal der/ein Gruppe

Stap 4 Kijk in schema!

Slide 23 - Tekstslide

Der Mann geht zu _____ (de) Bäcker(m)
Stap 1 Voorzetsel----- zu ---- 3de naamval
Stap 2 Geslacht znw ----- mannelijk
Stap 3 Der/ein Gruppe -----der Gruppe
Stap 4 Kijk in schema ----- ?


Slide 24 - Tekstslide

Karl fährt mit _____(zijn) Auto(o) gegen_____ (een) Wand(v)
Stap 1 Voorzetsel----- mit---- 3de naamval
---gegen---- 4de naamval

Stap 2 Geslacht znw ----- onzijdig en vrouwelijk
Stap 3 Der/ein Gruppe ----- ein Gruppe
Stap 4 Kijk in schema ----- ?


Slide 25 - Tekstslide

Ontleden
Stap 1 staat er een voorzetse in
Nee? dan moet je ontleden
Stap 2 zinsdeel vervangen met 
  • hij (1ste naamval)
  • hem (4de naamval)
  • aan/voor hem (3de naamval)
Stap 3 bepaal der/ein Gruppe
Stap 4 kijk in schema

Slide 26 - Tekstslide

_____(de) Mann streichelt ____(zijn) Hund(m)
Stap 1 geen vz, dus ontleden
Stap 2 bepalen welke naamval het is
Stap 3 bepalen der/ein Gruppe
Stap 4 Kijk in schema

Antwoord?


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Na deze uitleg snap ik de hij/hemregel en begrijp ik hoe ik het schema moet gebruiken !
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

S. 137 A 7& 9, S.140 A 1,2,7& 8

Slide 30 - Tekstslide