Taaltest week 14

Taaltest
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taaltest

Slide 1 - Tekstslide

https://www.plusonline.nl/digitaal/plus-taaltest
1) Zo'n ingelijst filmbeeldje heet een dia. Je kunt zo'n ........  tegen het licht houden.

A
diatje
B
diaatje
C
dia'tje

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2) In ziekenhuizen wordt extra gelet op ........ .
A
hygiene
B
hygiëne
C
hygiène

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3) Er rijden nieuwe en snellere ........  van Rotterdam naar Almere en Amersfoort.

A
intercities
B
intercitties
C
intercitys
D
intercity's

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4) In het pretpark is een nieuwe ........  geopend.


A
atraktie
B
attraktie
C
attractie
D
atractie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5) Milieugroeperingen maken zich zorgen over de uitstoot van ........ .
A
kooldioxyde
B
kooldioxide
C
kooldyoxyde
D
kooldyoxide

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6) Wij hebben in de vakantie vaak ........ .
A
gescrabbeld
B
gescrabbled

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7) Het is erg zwak om zulke ........  opmerkingen te plaatsen.
A
laag-bij-de-grondse
B
laagbijdegrondse
C
laag bij de grondse
D
laag-bij-degrondse

Slide 8 - Quizvraag

De vaste woordgroep 'laag-bij-de-gronds' (platvloers) schrijf je met koppeltekens, vergelijkbaar met 'kant-en-klaar'.
8) Hier is de schakelkast die de stroomvoorziening in het huis ........ .
A
verdeelt
B
verdeeld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9) Er woont een beroemde ........  in ons dorp.

A
triatleeth
B
triathleet
C
triatleet

Slide 10 - Quizvraag

Woorden als 'atleet, 'triatleet' en 'triatlon' hebben in het Nederlands geen h. Er staat alleen een h in 'marathon', omdat deze hardloopwedstrijd genoemd is naar Marathon in Griekenland.
10) Zij heeft een afspraak bij de ........ .
A
gynaecoloog
B
gyneacoloog
C
gynecoloog

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies