Oefentoets Hoofdstuk 8: je lichaam werkt 2025

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Oefentoets hoofdstuk 8

 Je lichaam werkt

Na het maken van deze toets weet je wat je al weet en wat je nog lastig vindt en extra kunt gaan oefenen.

Welke van de volgende organen zit in de borstholte?

1. Hart
2. Maag
3. Lever
4. Hersenen

Welke van de volgende organen zit in de buikholte?

1. Hart
2. Longen
3. Lever
4. Hersenen

Benoem de onderdelen 1, 2 & 3.

wangslijmcel

celkern

celmembraan

cytoplasma

celwand

Je organen zijn opgebouwd uit 

Cellen met dezelfde vorm of taak noem je een

Een deel van het lichaam met een bepaalde taak is een

Het                          verdeeld de romp in buikholte en borstholte.

Vul de onderstaande zinnen aan met de juiste begrippen.

cellen

weefsel

middenrif

orgaan

Welke organen horen bij welk orgaanstelsel?

ademhalingsstelsel

bloedvatenstelsel

verteringsstelsel

zenuwstelsel

hart

longen

mond

mondholte

hersenen

ruggenmerg

slokdarm

maag

Wat is de taak van het verteringsstelsel?

1. Aansturen van organen en spieren
2. Klein maken van voedsel en opnemen van voedingsstoffen
3. opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
4. vervoeren van bloed

Door welk orgaan raakt je lichaam koolstofdioxide kwijt?

1. hart
2. hersenen
3. longen
4. nieren

Dominique heeft astma en is benauwd. Ze neemt haar medicijnen, waardoor de benauwdheid overgaat.
Via welk orgaanstelsel gaat zuurstof het bloed in?

1. bloedvatenstelsel
2. ademhalingsstelsel
3. spierstelsel
4. zenuwstelsel

Thomas wil een glas water pakken.
Welk orgaanstelsel geeft zijn armspieren de opdracht te gaan bewegen om het glas te pakken?

1. bloedvatenstelsel
2. ademhalingsstelsel
3. spierstelsel
4. zenuwstelsel

Welke afvalstof(fen) van de verbranding raak je via de nieren kwijt?

1. water en koolstofdioxide
2. water en eiwitten
3. urine
4. water

Nicole gaat met de fiets naar school. Ze is laat en trapt hard door.
Waardoor haalt Nicole snel adem als ze hard doorfietst?

1. Door de snellere verbranding krijgt ze een grotere hoeveelheid koolstofdioxide in haar bloed.
2. Door de snellere verbranding krijgt ze een kleinere hoeveelheid koolstofdioxide in haar bloed.
3. Door de tragere verbranding krijgt ze een grotere hoeveelheid koolstofdioxide in haar bloed.
4. Door de tragere verbranding krijgt ze een kleinere hoeveelheid koolstofdioxide in haar bloed.

Om te kunnen bewegen hebben spieren verschillende stoffen nodig. Welke stoffen worden aangegeven met de nummers 1, 2 en 3?

glucose

koolstofdioxide

water

zuurstof

glucose & zuurstof

glucose & water

Hieronder staat een schematische tekening van een spiercel.

In de spiercel vind verbranding plaats. Plaats de juiste stoffen voor de verbranding in de vergelijking.

4

+ 3

2

+ 1

glucose

koolstofdioxide

water

zuurstof

Waar worden afvalstoffen 3 en 4 uit het bloed gehaald?

1. longen en nieren
2. longen, huid en nieren
3. darmen en nieren
4. darmen, longen en nieren

Nick gaat met de fiets naar school. Hij is laat en trapt hard door. Op school komt hij buiten adem aan. Waardoor haalt Nick snel adem nadat hij hard heeft gefietst?

1. Hij heeft meer energie nodig voor de snellere verbranding.
2. Door de snellere verbranding heeft hij minder zuurstof nodig.
3. Hij heeft een grotere hoeveelheid koolstofdioxide in zijn bloed door de snellere verbranding.

Hoe adem je in? Sleep het juiste woord naar de zinnen om de zinnen compleet te maken. 

a) De ribben gaan

b) De borstholte wordt

c) De longen worden

d) Lucht stroomt je longen

omhoog

groter

groter

binnen

Bij een adembeweging trekken de tussenribspieren en middenrifspieren samen.
Wat gebeurt hierdoor?

1. De borstkas wordt groter, je ademt in.
2. De borstkas wordt groter, je ademt uit.
3. De borstkas wordt kleiner, je ademt in.
4. De borstkas wordt kleiner, je ademt uit.

Benoem de onderdelen

neusholte

luchtpijp

bronchiën

longblaasjes

middenrif

long

ribben

Hieronder zie je een afbeelding van het slijmvlies. 

Benoem de onderdelen.

slijm

slijmcel

trilhaar

trilhaarcel

Hieronder zie je een afbeelding van het slijmvlies in je neus. Sleep de juiste functie naar de onderdelen 1, 2 en 3.

maakt slijm waardoor de ingeademde lucht vochtig wordt

vangt stofdeeltjes en ziekteverwekkers op

brengen stofdeeltjes naar de keel

Hiernaast zie je een afbeelding van een longblaasje. Welk type bloedvat loopt er langs zo'n longblaasje?

1. ader
2. haarvat
3. slagader

Aisha laat bloed prikken bij de huisarts. Het bloed stroomt gelijkmatig uit het bloedvat in het buisje.
In welk soort bloedvat prikt de huisarts?

1. ader
2. slagader
3. haarvat

Als er te weinig hemoglobine in het bloed zit, kan je bloed te weinig van een bepaalde stof vervoeren.
Welke stof is dit?

1. glucose
2. ijzer
3. water
4. zuurstof

Bekijk de afbeelding. Eén van de bloedvaten vervoert het bloed van het hart naar de nieren.
Welk bloedvat is dat?

1. 1
2. 2
3. 3

Bekijk de afbeelding.
Welk bloedvat is een ader?

1. 1
2. 2
3. 3

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welke ruimte is de longslagader verbonden?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welke ruimte is de longader verbonden?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Welke nummer is de aorta?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Welke nummer is de holle ader?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Een hartslag gaat in drie stappen.
Welke afbeelding laat de samentrekking van de kamers zien?

1. 1
2. 2
3. 3

Stroomt er zuurstofarm of zuurstofrijk bloed door het bloedvat nummer 1?

1. zuurstofarm
2. zuurstofrijk

Bevat de ruimte bij nummer 2 zuurstofarm of zuurstofrijk bloed?

1. zuurstofarm
2. zuurstofrijk

Vul aan...

kleine

grote

zuurstofarm

zuurstofrijk

Jasmijn heeft de hele dag haar hartslagmeter om gehad. Bekijk hiernaast de hartslaggrafiek van Jasmijn.
Rond welk uur had Jasmijn gymles?

1. 9
2. 10
3. 12
4. 13

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 

Nierslagader

Longader

Leverader

Aorta

Longslagader