Herhaling thema 4

Herhaling thema 4
Doel van de les
- we oefenen met alle onderdelen van thema 4
, zodat iedereen de toets van thema 4 goed kan maken! 

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 4
Doel van de les
- we oefenen met alle onderdelen van thema 4
, zodat iedereen de toets van thema 4 goed kan maken! 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 

woordenschat ! 

Slide 2 - Tekstslide

Als je een oud huis hebt en je wilt het mooier maken, kun je het..........
A
Inschrijven
B
Centrum
C
Verbouwen
D
Inwoner

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord?
Wij................tijdens de vakantie een huisje op Texel
A
Huren
B
Kopen
C
Inwoner
D
Buurt

Slide 4 - Quizvraag

Wij hebben de woonkamer verbouwd omdat we hem mooi vonden zoals hij was
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 5 - Quizvraag

We moeten ons nog................ op dit adres via de website van de gemeente
A
Verhuren
B
Inschrijven
C
Inwoners
D
Centrum

Slide 6 - Quizvraag

In het .................waar wij wonen zit ook een supermarkt! Handig !
A
Huren
B
Inwoner
C
Pand
D
Kikkerdril

Slide 7 - Quizvraag

De .............waarin bij wonen heet Hertenkamp
A
Centrum
B
Wijk
C
Verbouwd
D
Inwoners

Slide 8 - Quizvraag

Uitdrukkingen 
Figuurlijk taalgebruik! 

Je zegt iets dat je niet echt zo bedoelt

Bijvoorbeeld; met de deur in huis vallen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Lezen 

- Geconcentreerd lezen 
- Omgaan met lastige teksten : hoe doe je dat? 
- Een tekst navertellen in eigen woorden 

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt snel afgeleid zijn

Slide 11 - Tekstslide

Wat kun je doen bij een moeilijk stuk tekst ? 

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan! 
1.  Begin met lezen vanaf waar je het nog snapte
- Lees een stukje terug en een stukje verder 

2. Kijk naar de plaatjes  en het bijschrift

3. Vraag iemand om hulp! 

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg 2 Een tekst navertellen
Na het lezen, proberen in eigen woorden te vertellen wat je gelezen hebt !


- help jezelf: 
markeer belangrijke woorden

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdstuk 3: luisteren

Slide 15 - Tekstslide

Reclame 

Aanprijzen = zeggen wat er goed of mooi is aan een product. 

Slide 16 - Tekstslide

Reclame 
Doel: mensen OVERHALEN om iets te kopen ! 

Hoe? 
- Overdrijven
- Humor
- Bekende mensen gebruiken 

Slide 17 - Tekstslide

Bekend persoon gebruiken

Slide 18 - Tekstslide

Reclametaal !
Overdrijven en mooie woorden ( opscheppen! ) 

                       
                              "dikker haar binnen twee wasbeurten! "

Slide 19 - Tekstslide

 Reclamemakers 
Maken ook gebruik van: SFEER !! 
Vrolijk liedje, blije mensen of iets grappigs laten zien! 
Dat zorgt ervoor dat je je blij voelt /  moet lachen! 



Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

 speciale trucjes ... Korting geven 

Slide 23 - Tekstslide

iets mooier maken !

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Taalverzorging

Slide 25 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Kan veranderen 
(lopen/ liep)
Zwak werkwoord
Kan niet veranderen 
werken/ werkte 

Slide 26 - Tekstslide

DRINKEN is sterk werkwoord

( drinken/ dronk )
A
Dat klopt niet
B
Dat klopt

Slide 27 - Quizvraag

Is SCHRIJVEN een sterk of een zwak werkwoord?

A
Sterk
B
Zwak

Slide 28 - Quizvraag

Zwemmen is een sterk werkwoord

A
Dat klopt
B
Dat klopt niet

Slide 29 - Quizvraag

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Lopen
Werken
Slapen
telefoneer
Stelen
passen
missen
Breken

Slide 30 - Sleepvraag

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 31 - Sleepvraag

WACHTEN in de verleden tijd:

Ik...............daar een uur op jou !!

A
Wachte
B
Wagttee
C
Wagte
D
Wachtte

Slide 32 - Quizvraag

Melden in de verleden tijd:

Wij ..............dat er iets aan de hand was
A
Melden
B
Meldden
C
Meldten
D
Molden

Slide 33 - Quizvraag

Schudden in de verleden tijd

Ik ................... jou de hand
A
Schudde
B
Schuude
C
Schude
D
Schuddde

Slide 34 - Quizvraag

Starten in de verleden tijd

Jullie............. het spelletje een uur geleden op
A
Startten
B
Starten
C
Starden
D
Startte

Slide 35 - Quizvraag

Hoofdstuk 5 
Schrijven 
- de indeling van een e-mail

( bladzijde 269 ) 

Slide 36 - Tekstslide

Aan:ChantalJanssen@net.nl 
Onderwerp: Geluidsoverlast
Beste Chantal Janssen,
Wij hebben last van jouw honden, ze blaffen nogal erg. Kun je ze misschien wegdoen? 
Vriendelijke groet,
Andre Hazes

Slide 37 - Tekstslide

Informeel en formeel taalgebruik

Slide 38 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Je praat met de U-VORM:
'mevrouw, mag ik u vragen om.. 

Je gebruikt iemands achternaam:
' mevrouw Jansen, mag ik u vragen om.. '

Je gebruikt nette en beleefde taal 
Goedemiddag in plaats van hoi

Slide 39 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
Een gesprek met vrienden/ familie of bekenden 

- je spreekt met ' je' 
hoi, wil je Uno met mij spelen?

Er zijn niet veel regels over informeel taalgebruik 
 maar respectvol zijn is wel belangrijk 


Slide 40 - Tekstslide

2. Formeel of informeel?

Hoogachtend,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 41 - Quizvraag

Is een sollicitatiebrief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 42 - Quizvraag

4. Formeel of informeel?
Doei!
A
formeel
B
informeel

Slide 43 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Hoe gaat het met u?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 44 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Een arts in het ziekenhuis
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 45 - Quizvraag

Wanneer je een brief schrijft aan een persoon die je niet kent, dan

heet dit een                      brief. Het is belangrijk dat je netjes taalgebruik gebruikt. 

Denk bijvoorbeeld aan                             bij het starten van je brief. Bij het afsluiten kan je

                                       schrijven. 
Een verjaardagskaart voor je moeder is een                        kaart. Je zegt geen u maar 

                                 en je sluit af met                           of                                   . 
................
.............
...........
.............
..................
.................
..............
informele
met vriendelijke groet
beste
Je/jij
formele
Groetjes
liefs

Slide 46 - Sleepvraag

formeel
informeel
je spreekt iemand aan met 'U'
een sollicitatiebrief schrijven
een verjaardagskaart sturen naar je vriendin
straattaal gebruiken in een app

Slide 47 - Sleepvraag

Informeel
Formeel
Geachte
Groetjes
Met vriendelijke groet
Hoi

Slide 48 - Sleepvraag

Slepen maar!
Lieve allemaal,
Ik hoor graag van u.
Formeel
Informeel

Slide 49 - Sleepvraag

Klaar voor de toets !! 
- Kijk rustig wat je moet doen
- Lees eerst , voordat je begint ! 
Neem de tijd 

Slide 50 - Tekstslide