economie herhaling

Hoofdstuk 1
Herhaling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Omzet, brutowinst, nettowinst
Omzet                                                            (=verkoopprijs x afzet)
Inkoopwaarde v.d. omzet -                   (=inkoopprijs x afzet)
Brutowinst
Bedrijfskosten - 
Nettowinst

Slide 2 - Tekstslide

Brutowinst & Nettowinst

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

  • Afzet 3000 stuks.
  • Inkoopprijs per stuk is € 35,-
  • Verkoopprijs per stuk is € 75,-
  • Loonkosten waren € 30.000,-
  • Overige kosten € 25.000

Vraag: 

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)







timer
4:00

Slide 3 - Tekstslide

antwoord
Omzet :                                       225.000    ( 3000x 75)
Inkoopwaarde omzet           105.000 -  ( 3000x35)
Brutowinst                                 120.000
Bedrijfskosten                           55.000 - ( 30000+25000)
Nettowinst                                  65.000,-

Slide 4 - Tekstslide

BTW (en consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 5 - Tekstslide

BTW berekenen
Prijs exclusief btw + btw = prijs inclusief btw
100%          +         21%        =      121%    
of
         100%          +          9%         =     109%         

Slide 6 - Tekstslide

Verkoopprijs inclusief btw
Een jas kost inclusief btw € 19,00. Op een jas zit 21% btw. Bereken de prijs zonder btw.
  • Prijs zonder btw = altijd 100%. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht

Een JBL sound box kost € 75,- exclusief btw.
Bereken de prijs inclusief btw.
vraag 1: wat is het btw % dat je moet gebruiken?
vraag 2: hoe bereken je de  prijs incl btw ?

Slide 8 - Tekstslide

antwoord
a. 21% btw
b.  exclusief btw          75,-      100%
      btw                              15,75      21%
      inclusief btw            90,75  121% 

Slide 9 - Tekstslide

Btw is een indirecte belasting.

Te betalen btw ontvang je van klanten. Jij moet dit doorbetalen aan de belastingdienst. 

Te vorderen btw betaal jij aan de leverancier. Jij mag dit terugvragen van de belastingdienst. (Ook wel voorbelasting)

Te verrekenen btw is het verschil tussen te betalen en te vorderen.

Slide 10 - Tekstslide

Toegevoegde Waarde: waarde die je toevoegt

Ik koop een fiets in voor           € 750,00  te vorderen      btw € 157,50
Ik verkoop deze fiets voor      € 900,00 te betalen      btw € 189,00

De waarde die is toegevoegd € 150,00  te verrekenen   btw € 31,50

BTW berekening: € 150 / 100 x 21 = € 31,50






Slide 11 - Tekstslide

Twiggy koopt 150 jeansbroeken in bij de leverancier. De
inkoopfactuurprijs van de jeansbroeken bedraagt € 78,65 per stuk. De verkoopprijs incl btw is € 143,99 per stuk.
Bereken het te verrekenen bedrag aan btw

Slide 12 - Open vraag

Vraag
Twiggy koopt 150 jeansbroeken in bij de leverancier. De
inkoopfactuurprijs van de jeansbroeken bedraagt € 78,65 per stuk. De verkoopprijs incl btw is € 143,99 per stuk.
Bereken het te verrekenen bedrag aan btw.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Handelshuis Guhl koopt wereldbollen in voor €12.100 inclusief btw. De hele partij verkoopt Guhl voor €18.150 inclusief btw.
Bereken het bedrag van de te verrekenen btw.

Slide 15 - Open vraag

Inkoopfactuurprijs
  • Een ondernemer/winkelier moet over de inkoopprijs ook btw betalen.
  • Berekening inkoopfactuurprijs:

                         Inkoop                                     €                                      100%
                         btw                                           €                                       9% of 21%
                         ---------------------   +    ---------------  +   ------------------  +
                         inkoopfactuurprijs            €                                  109% of 121% 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs?
A
Inclusief btw
B
exclusief btw

Slide 17 - Quizvraag

Inkoopfactuurprijs = €750
BTW = 21%
Bereken de inkoopprijs.

Slide 18 - Open vraag

Inkoopprijs = €550
Btw = 9%
Bereken de inkoopfactuurprijs.

Slide 19 - Open vraag

Wat is tarra?
A
Het gewicht van de goederen inclusief de verpakking
B
Het gewicht van de verpakking
C
Het gewicht van de goederen exclusief de verpakking

Slide 20 - Quizvraag

Kortingen op het gewicht
Groothandel Esser koopt goederen in met een brutogewicht van 1850 kilo. De tarra is 2%.

Slide 21 - Tekstslide

Kortingen op het gewicht
Groothandel Esser koopt goederen in met een brutogewicht van 1850 kilo. De tarra is 2%.

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kunnen studenten:
Uitleggen wat leverancierskrediet is.
Het leverancierskrediet uitrekenen.
Kiezen of een onderneming gaat voor rekening-courantkrediet of het leverancierskrediet.

Slide 23 - Tekstslide

Leverancierskrediet
  • Goederen die worden ingekocht, maar nog moeten worden betaald.
  • Crediteur
  • Leveranciers verkopen vaak meer

Slide 24 - Tekstslide

Leverancierskrediet
Binnen X aantal dagen betalen
Korting voor Crediteur

  • Kosten  is de misgelopen korting

Slide 25 - Tekstslide

Stappenplan
Hoe groot is het bedrag van het krediet?
Wat zijn de kosten van het krediet?
Wat is de looptijd van het krediet?
Wat zijn de kosten per jaar?

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Een ondernemer ontvangt een factuur van €30.000,-
  • Bij betaling binnen 12 dagen krijgt u 2% korting
  • Bij betaling na 12 dagen krijg je geen korting
  • De ondernemer dient binnen 30 dagen te betalen.
  • Bereken de kosten voor de ondernemer.

Slide 27 - Tekstslide

Stap 1: wat is het krediet?
  • 2% van €30.000,- 
  • €30.000 / 100 * 2 = €600,- korting 

  •  Bij betaling binnen 12 dagen is het krediet: 
  • €30.000 - €600 = €29.400,-

  • Bij betaling na 12 dagen is het bedrag: 
  • €30.000,-


Slide 28 - Tekstslide

Stap 2: Kosten krediet
Wat is de korting?

2% van €30.000,- 
€30.000 / 100 * 2 = €600,- korting 

Slide 29 - Tekstslide

Stap 3: Looptijd
  • Hoelang kan je van die korting genieten?
  • 30 dagen - 12 dagen = 18 dagen 

Slide 30 - Tekstslide

Stap 4: kosten per jaar
Kosten krediet: €600,-
Looptijd: 18 Dagen
  • 360 / 18 * €600,- = €12.000,-

Slide 31 - Tekstslide