M2 - les 3 (T2 BS2)

T2 BS2 Voedingsstoffen
Leerdoel:
2.2.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

T2 BS2 Voedingsstoffen
Leerdoel:
2.2.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 1 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Er zijn zes groepen voedingsstoffen:
• eiwitten
• koolhydraten
• vetten
• water
• mineralen
• vitaminen

Je hebt alle groepen voedingsstoffen nodig om gezond te blijven. Vooral een tekort aan mineralen en vitaminen kan ziekte veroorzaken. Mineralen en vitaminen zijn beschermende stoffen.

Slide 2 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Eiwitten zijn nodig voor de vorming van celplasma. Ook voor de opbouw van spieren heb je eiwitten nodig.
Een teveel aan eiwitten in je voeding wordt gebruikt als brandstof. Je lichaam kan eiwitten ook omzetten in vet en dan opslaan als reservestof.

Eiwitten = voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en brandstoffen, maar ook als reservestof opgeslagen kunnen worden in de vorm van vetten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten gebruikt je lichaam vooral als brandstof, maar ook als bouwstof. Tot de koolhydraten behoren onder andere suikers (zoals glucose), zetmeel en glycogeen. Ook voedingsvezel hoort bij de koolhydraten.
Als je meer koolhydraten binnenkrijgt dan je nodig hebt, zet je lichaam ze om in vet. Het vet wordt opgeslagen als reservestof. Glucose kan worden omgezet in glycogeen en zo als reservestof worden opgeslagen in de lever en in je spieren.

Koolhydraten = voedingsstoffen die dienen als bouwstoffen, brandstoffen en reservestoffen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vetten
Vetten gebruikt je lichaam vooral als brandstof, maar ook als bouwstof en als reservestof. Je voedsel hoeft niet veel vet te bevatten. Als je meer vet binnenkrijgt dan je nodig hebt, wordt het in je lichaam opgeslagen als reservestof. Dat gebeurt bijvoorbeeld onder de huid. De onderhuidse vetlaag wordt dan dikker.

Vetten = voedingsstoffen die vooral dienen als brandstoffen, maar ook als bouwstoffen en reservestoffen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Water
Je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is dan ook een belangrijke bouwstof voor je lichaam. Ook andere organismen bestaan voor het grootste deel uit water.
Water is nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. De meeste stoffen kunnen alleen goed door je lichaam worden vervoerd als ze zijn opgelost in water. Bloed bestaat voor een groot deel uit water.

Water = voedingsstof die voornamelijk dient als bouwstof, en wordt gebruikt voor het vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen worden ook wel zouten genoemd. Voorbeelden van mineralen zijn calcium (kalk), natrium, magnesium en ijzer. Je hebt mineralen nodig als bouwstof, bijvoorbeeld kalk voor de opbouw van botten. Mineralen zijn ook beschermende stoffen. Je hebt ze nodig om gezond te blijven.

Mineralen = voedingsstoffen die voornamelijk dienen als bouwstoffen en beschermende stoffen

Slide 11 - Tekstslide

Vitaminen
Ook vitaminen gebruikt je lichaam als bouwstof en als beschermende stof. Als je te weinig vitaminen binnenkrijgt, kun je ziek worden. Maar ook als je te veel vitaminen binnenkrijgt, kun je ziek worden. Daarom moet je niet zomaar vitaminetabletten gaan slikken. Als je normaal en gezond eet, krijg je voldoende vitaminen binnen.

Vitaminen = voedingsstoffen die voornamelijk dienen als bouwstoffen en beschermende stoffen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Lees de tekst van 2.2
Maak de opdrachten van 2.2
Maak de test jezelf van 2.2 (helemaal goed = af)

Dit + 2.1 (vorige les), is huiswerk voor na de herfstvakantie. 

Slide 15 - Tekstslide