230310 Formuleren §5+6

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leg je deze materialen op tafel?

Leesboek
Lesboek
Pen/markeerstift
IPad 

Slide 2 - Tekstslide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Uitleg formuleren §5 + oefenen
  3. Korte pauze (4 minuten)
  4. Uitleg formuleren §6 + oefenen
  5. Tijd voor huiswerk
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Planning periode 3
(deel 1)

vrijdag 17 maart:
Toets formuleren/schrijven (1x)


Slide 4 - Tekstslide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Uitleg formuleren §5 + oefenen
  3. Korte pauze (4 minuten)
  4. Uitleg formuleren §6 + oefenen
  5. Tijd voor huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel

Jij kan op de juiste manier met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie verwijzen.

Slide 6 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden §5
Hen of hun?


Slide 7 - Tekstslide

Vul aan:
Hij gaf ___ een cadeau.
A
hen
B
hun

Slide 8 - Quizvraag

Vul aan:
Zij vroeg ___ of zij even aan de kant wilden gaan.
A
hun
B
hen
C
aan hun
D
aan hen

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoel

Jij kan op de juiste manier met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie verwijzen.

Slide 10 - Tekstslide

Vul aan:
Dit boek is het saaiste ___ ik ooit heb gelezen.
A
dat
B
wat

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan:
De jongen ___ daar loopt, is de broer van mijn buurmeisje.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 12 - Quizvraag

Vul aan:
Mieke heeft nooit zin om te voetballen ___ best gek is, want ze kan het goed.
A
dat
B
wat

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoel

Jij kan op de juiste manier met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie verwijzen.

Slide 14 - Tekstslide

Vul aan:
De nieuwe puppy ____ ik je vertelde, komt volgende week al!
A
over wie
B
waarover

Slide 15 - Quizvraag

Oefenen
Opdracht: 
Maak de opdracht van formuleren §5 (cursus 6).

  • Je mag de opdrachten online maken. Volg dan de leerroute die voor jou beschikbaar is.
  • Werk je uit je boek? Maak dan opdracht 1 t/m 5 (blz. 239) en kijk de opdrachten na.

Hoe: Je maakt het alleen
Wat: Werkboek, schrift en pen
Klaar? Maak via LessonUp de les over verwijswoorden. Je moet dan wel inloggen. 
Formuleren > oefenen verwijswoorden
timer
12:00

Slide 16 - Tekstslide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Uitleg formuleren §5 + oefenen
  3. Korte pauze (4 minuten)
  4. Uitleg formuleren §6 + oefenen
  5. Tijd voor huiswerk

Slide 17 - Tekstslide

Pauze
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

De planning van vandaag:

  1. Leeskwartiertje
  2. Uitleg formuleren §5 + oefenen
  3. Korte pauze (4 minuten)
  4. Uitleg formuleren §6 + oefenen
  5. Tijd voor huiswerk

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel

Ik kan als/dan juist gebruiken.

Ik kan de trappen van vergelijking correct spellen.

Slide 20 - Tekstslide

Trappen van vergelijking H5
3 trappen van vergelijking
- Stellende trap: snel;
- Vergrotende trap: sneller
- Overtreffende trap: snelst

Jouw oma is lief, maar mijn oma is liever en zijn oma is het liefst

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 23 - Quizvraag

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 25 - Quizvraag

Formuleren §5

Online
Volg de leerroute (cursus 6)

óf

Werkboek
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 239)
Formuleren §6

Online
Volg de leerroute (cursus 6)

óf

Werkboek
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 240)

Slide 26 - Tekstslide