1kader 1.8 spelling

Welkom                1.8 Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-studiewijzer
-leesboek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom                1.8 Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-studiewijzer
-leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt: 
- De stam van een werkwoord benoemen 

- Tegenwoordige tijd van (onregelmatige) werkwoorden goed spellen

- Leestekens juist gebruiken: . ! ?

1.8 

Slide 2 - Tekstslide

Maken 

Instapopdracht 2 

Klaar? Lees de theorie alvast.
timer
6:00
Wie weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm?

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.

  • punt (gewone zin): De deelnemers persenteren hun act.
  • vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 4 - Tekstslide

1.8 Stam
De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok. 

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:


Hele ww:            Stam -en:                  Ik vorm:
brengen             breng                         ik breng
koken                  kok                             ik kook
stoppen              stopp                         ik stop 

Slide 5 - Tekstslide

1.8 werkwoordsvormen
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen
1. ik-vorm:           ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      
   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)
  (jullie/wij/zij)
- Filmpje-
Bij twijfel: controleer met 'loop'
hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt
wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven

Slide 6 - Tekstslide

1.8 ik-vorm en je/jij
1 De ik-vorm gebruik je:
• bij ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat.
• bij je of jij achter de persoonsvorm: Verhuis jij? Kom je?
• bij de gebiedende wijs: Ren! Pas op!

Let op als 'je' achter de pv staat!
• Je krijgt geen -t als 'je' vervangen kan worden door 'jij'.
Kom je? (Kom jij?)
• Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw.
Komt je buurmeisje spelen? (Komt jouw buurmeisje spelen?)

Slide 7 - Tekstslide

Route bepalen 3

Hoeveel en welke opdrachten zijn minstens nodig om alle werkwoordsvormen en leestekens te begrijpen en te kunnen gebruiken?

opdracht   ................?

Slide 8 - Tekstslide

Maken 1.8
Leestekens: (4), 5, 6 en 7

Werkwoordsvormen: 9, 10, 11, 12, 13 en 15

Klaar? Test je zelf.

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen behaald? 

Slide 10 - Tekstslide

Waarom waren de bewoners blij toen ze dit bord zagen?

Slide 11 - Tekstslide

Waarom is hij zo blij?
Juiste leesteken in deze zin is...

Slide 12 - Open vraag

Jan (beloven) Marie dat hij morgen erbij is!
Vervoeg het ww tussen haakjes.

Slide 13 - Open vraag

Welkom                1.8 Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-studiewijzer
-leesboek

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt: 
- De stam van een werkwoord benoemen 

- Tegenwoordige tijd van (onregelmatige) werkwoorden goed spellen

- Leestekens juist gebruiken: . ! ?

1.8 

Slide 15 - Tekstslide

ik-vorm blozen

Slide 16 - Woordweb

(blozen) jij?

Slide 17 - Woordweb

hij-vorm wijzen

Slide 18 - Woordweb

1.8 Stam (herhaling)
De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok. 

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:


Hele ww:            Stam -en:                  Ik vorm:
brengen             breng                         ik breng
koken                  kok                             ik kook
stoppen              stopp                         ik stop 

Slide 19 - Tekstslide

1.8 werkwoordsvormen
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen
1. ik-vorm:           ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      
   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)
  (jullie/wij/zij)
- Filmpje-
Bij twijfel: controleer met 'loop'
hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt
wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven

Slide 20 - Tekstslide

1.8 ik-vorm en je/jij
1 De ik-vorm gebruik je:
• bij ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat.
• bij je of jij achter de persoonsvorm: Verhuis jij? Kom je?
• bij de gebiedende wijs: Ren! Pas op!

Let op als 'je' achter de pv staat!
• Je krijgt geen -t als 'je' vervangen kan worden door 'jij'.
Kom je? (Kom jij?)
• Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw.
Komt je buurmeisje spelen? (Komt jouw buurmeisje spelen?)

Slide 21 - Tekstslide

NIEUW: 1.8 onregelmatige werkwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Maken 1.8
Leestekens: (4), 5, 6 en 7

Werkwoordsvormen: 9, 10, 11, 12, 13 en 15

Klaar? Test je zelf.

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoelen behaald? 

Slide 24 - Tekstslide

Hij (zullen)

Slide 25 - Woordweb

Ik-vorm beloven

Slide 26 - Woordweb

Welk leesteken komt erachter?

Pas op
A
?
B
!
C
.

Slide 27 - Quizvraag

Welk leesteken komt erachter?

Hoe gaan wij daar naartoe
A
?
B
!
C
.

Slide 28 - Quizvraag

Welk leesteken komt erachter?

De oude man gaat naar huis
A
?
B
!
C
.

Slide 29 - Quizvraag